Einde inhoudsopgave
Rijksoctrooiwet 1995
Artikel 23h [Huishoudelijk reglement en gedragsregels]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2003
- Bronpublicatie:
13-06-2002, Stb. 2002, 366 (uitgifte: 16-07-2002, kamerstukken: 27193)
- Inwerkingtreding
01-05-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-04-2003, Stb. 2003, 159 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1.
De algemene vergadering van de orde stelt een huishoudelijk reglement en gedragsregels voor octrooigemachtigden vast.
2.
Het huishoudelijk reglement regelt in ieder geval:
- a.
de wijze waarop het bestuur en de raad van toezicht worden verkozen;
- b.
het ontslag om gewichtige redenen van een lid van het bestuur;
- c.
het houden van de vergaderingen van de orde;
- d.
het bedrag van de contributie die de leden van de orde verschuldigd zijn vanwege hun lidmaatschap van de orde, en de termijn waarbinnen de contributie wordt voldaan.
3.
De algemene vergadering stelt een verordening vast ten aanzien van de begeleiding van stagiaires door octrooigemachtigden, de wederzijdse verplichtingen van de octrooigemachtigde en de stagiaire en de benoeming door de raad van toezicht van een octrooigemachtigde als begeleider van een stagiaire die octrooiwerkzaamheden verricht buiten het kantoor van een octrooigemachtigde.
4.
De algemene vergadering kan verordeningen vaststellen in het belang van de goede beroepsuitoefening van de leden. Deze verordeningen kunnen slechts betrekking hebben op:
- a.
de wijze waarop de administratie van een octrooigemachtigde wordt ingericht, bijgehouden en bewaard;
- b.
de samenwerking van octrooigemachtigden met andere octrooigemachtigden en met beoefenaren van een ander beroep;
- c.
de publiciteit die octrooigemachtigden kunnen bedrijven omtrent hun werkzaamheden;
- d.
het bijhouden van de kennis en het inzicht van octrooigemachtigden met betrekking tot het recht betreffende de industriële eigendom en het toezicht van de raad van toezicht daarop.
5.
Verordeningen houden geen bepalingen in omtrent onderwerpen waarin bij of krachtens de wet is voorzien, bevatten geen verplichtingen of voorschriften die niet strikt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel dat met de verordening wordt beoogd en beperken niet onnodig de marktwerking. Indien in het onderwerp van bepalingen van verordeningen wordt voorzien bij of krachtens de wet, houden deze bepalingen van rechtswege op te gelden.