Einde inhoudsopgave
Dierproevenregeling 2014
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 65069 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20246439)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 65069 (uitgifte: 18-12-2020, regelingnummer: WJZ/ 20246439)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
De opleidingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, voldoen aan de volgende minimumeisen:
- a.
ten aanzien van de persoon die proefdieren verzorgt en een of meer biotechnische handelingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, verricht of in dat onderdeel bedoelde dieren doodt: de eisen voor de kwalificatie Proefdierverzorger, Crebonummer 25578, beschreven in het kwalificatiedossier Dierverzorging, bedoeld in de bijlagen 1 en 5 van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, dan wel de eisen opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling;
- b.
ten aanzien van de persoon die dierproeven uitvoert, waarbij een of meer biotechnische handelingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, worden verricht of in dat onderdeel bedoelde dieren worden gedood: de eisen voor de kwalificatie Specialist proefdierverzorging, Crebonummer 25466, beschreven in het kwalificatiedossier Gespecialiseerde proefdierverzorging, bedoeld in de bijlagen 1 en 5 van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016, dan wel de eisen opgenomen in bijlage 9 bij deze regeling;
- c.
ten aanzien van de persoon die kleine proefdieren doodt: de eisen voor het onderdeel ‘Euthanaseren van kleine proefdieren (C0002)’ van de kwalificatie Proefdierverzorger, Crebonummer 25578, zoals beschreven in het kwalificatiedossier Dierverzorging, bedoeld in de bijlagen 1 en 5 van de Regeling vaststelling kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen 2016.
2.
De Minister kan op verzoek een ontheffing verlenen van het vereiste in het eerste lid, indien op andere wijze wordt aangetoond dat de persoon die proefdieren verzorgt, biotechnische werkzaamheden uitvoert of proefdieren doodt, beschikt over een vergelijkbaar deskundigheids- en bekwaamheidsniveau. De ontheffing kan worden beperkt tot specifieke werkzaamheden op proefdieren.
3.
Het verrichten van de volgende werkzaamheden op proefdieren is voorbehouden aan de volgende personen:
- a.
het uitvoeren van enkele eenvoudige biotechnische handelingen, zoals het afnemen van bloed, het oraal ingeven, het toedienen van eenvoudige injecties, het verwijderen van hechtingen en het op verantwoorde en eenvoudige wijze doden van kleine proefdieren: degene die beschikt over een door de Minister erkend diploma of getuigschrift voor de opleiding bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, en degene die voldoet aan de deskundigheids- en bekwaamheidseisen gesteld aan de persoon, bedoeld in artikel 9 van de wet, en die beschikt over de benodigde kennis en ervaring om de biotechnische handelingen en werkzaamheden te verrichten;
- b.
het uitvoeren van andere biotechnische werkzaamheden dan bedoeld onder a, zoals het canuleren van (bloed)vaten, het wegnemen van (delen van) organen, het toepassen van (inhalatie)narcose, het met gebruikmaking van complexere methoden dan bedoeld in onderdeel a op verantwoorde wijze doden van kleine proefdieren en het op verantwoorde wijze doden van grote proefdieren: degene die beschikt over een door de Minister erkend diploma of getuigschrift voor de opleiding bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en degene die voldoet aan de deskundigheids- en bekwaamheidseisen gesteld aan de persoon, bedoeld in artikel 9 van de wet, en die beschikt over de benodigde kennis en ervaring om de biotechnische handelingen en werkzaamheden te verrichten;
- c.
het op verantwoorde wijze doden van kleine proefdieren: degene die beschikt over een door de Minister erkend diploma of certificaat voor de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b of c.
4.
In afwijking van het derde lid mogen in het kader van een opleiding voor de personen bedoeld in artikel 9 van de wet en artikel 8 van het besluit de daar genoemde werkzaamheden worden verricht door personen die nog niet beschikken over de vereiste bekwaamheid en deskundigheid mits deze werkzaamheden onder toezicht worden verricht van een persoon die wel over de vereiste bekwaamheid en deskundigheid beschikt.