Einde inhoudsopgave
Dierproevenregeling 2014
Bijlage 4
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2014
- Bronpublicatie:
03-12-2014, Stcrt. 2014, 34746 (uitgifte: 05-12-2014, regelingnummer: WJZ/13149501)
- Inwerkingtreding
18-12-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2014, Stb. 2014, 476 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met het Dierproevenbesluit 2014 (26-11-2014, Stb. 475).
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
behorend bij artikel 3, derde lid, onderdeel h, van de Dierproevenregeling 2014
Bij de aanvraag om een projectvergunning worden de volgende gegevens verstrekt:
- 1.
relevantie en rechtvaardiging van:
- –
het gebruik van dieren, inclusief hun herkomst en geschat aantal en de betrokken soorten en levensstadia;
- –
de dierproeven.
- 2.
toepassing van methoden voor vervanging, vermindering en verfijning van het gebruik van dieren in dierproeven;
- 3.
gepland gebruik van verdoving, pijnstilling en andere pijnverlichtingsmethoden;
- 4.
vermindering, vermijding en verlichting van alle vormen van dierlijk lijden van geboorte tot dood, waar passend;
- 5.
het gebruik van humane eindpunten;
- 6.
de experimentele of observatiestrategie en het statistisch model gebruikt om, waar passend, het aantal dieren, hun pijn, lijden en angst en de milieueffecten, tot een minimum te beperken;
- 7.
het hergebruik van dieren en het accumulatieve effect op het dier;
- 8.
de voorgestelde indeling naar ernst van de dierproeven als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet;
- 9.
het vermijden van niet-gerechtvaardigde duplicatie van dierproeven, waar passend;
- 10.
de omstandigheden waarin de dieren zullen worden gehuisvest, gehouden en verzorgd;
- 11.
de methoden voor het doden;
- 12.
de bekwaamheid van de bij het project betrokken personen.