Dierproevenbesluit 2014
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2014
- Bronpublicatie:
26-11-2014, Stb. 2014, 475 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-12-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2014, Stb. 2014, 476 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Personen die de hierna genoemde werkzaamheden verrichten, hebben een opleiding afgerond die voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen minimumeisen:
- a.
het verrichten van dierproeven;
- b.
het verzorgen van dieren; of
- c.
het doden van dieren.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de bevoegdheid om de werkzaamheden, genoemd in de onderdelen a tot en met c, uit te voeren.
2.
In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid kunnen bij ministeriële regeling bekwaamheidseisen worden gesteld ten aanzien van de personen, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het verwerven, op peil houden en aantonen van de vereiste bekwaamheid.
3.
Totdat zij bewijs hebben geleverd van de vereiste bekwaamheid, staan de in het eerste lid bedoelde personen tijdens hun werk onder toezicht. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eerste volzin.
4.
Met de beroepseisen ter zake van personen als bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld beroepseisen die worden gesteld in een andere lidstaat van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte en die een beroepsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.