Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
8.3.5 Consultatiereacties op de voorbereidingsprocedure omgevingsver-gunningen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Net als onder de huidige Wabo, schrijft het Omgevingsbesluit voor in welke gevallen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van zes maanden moet worden toegepast (volgens afdeling 3.4 van de Awb). Voor de in het Omgevingsbesluit genoemde gevallen geldt in principe dat dit is terug te voeren op internationaalrechtelijke verplichtingen. In alle andere gevallen geldt de reguliere procedure van acht weken.
Bevoegd gezag moet zelf uitgebreide voorbereidingsprocedure kunnen kiezen
VNG, IPO en UvW hebben in de consultatie gevraagd om de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om zelf te kunnen bepalen in welke gevallen de uitgebreide procedure wordt toegepast op het nemen van een beslissing op een vergunningaanvraag. Dit zou betere mogelijkheden geven om belanghebbenden te kunnen laten participeren en zienswijzen in te dienen. Ook werd in dit verband gewezen op de verantwoordingsplicht aan de democratisch gelegitimeerde bestuursorganen. De Raad voor de rechtspraak heeft gevraagd om in de nota van toelichting verder in te gaan op de vraag welke voorbereidingsprocedure het beste past bij het karakter van het omgevingsrecht. De Raad vindt de reguliere procedure in het omgevingsrecht vaak minder geschikt, omdat het in veel gevallen om meerpartijen- en complexe geschillen gaat.
De regering kan niet meegaan in de wens om meer gevallen onder de uitgebreide procedure te laten vallen. De regering wil procedures juist versnellen en voorkomen dat een aanvrager, afhankelijk van een eenzijdig oordeel van het bevoegd gezag, een half jaar moet wachten op een besluit. Met de Invoeringswet Omgevingswet wordt voorgesteld dat afdeling 3.4 van de Awb ook wordt toegepast op verzoek van of met instemming van de aanvrager. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Meijer c.s.1.. Het bevoegd gezag heeft hiermee de mogelijkheid om het initiatief te nemen voor het toepassen van de uitgebreide procedure. Het moet hiervoor wel eerst met de aanvrager afstemmen en gezamenlijk met hem tot het oordeel komen dat de uitgebreide procedure het meest geschikt is voor de te nemen beslissing op de aanvraag die in concreto voorligt.
De reguliere procedure blijft het uitgangspunt. Deze procedure is effectief en met goede waarborgen omkleed. Bovendien leent de reguliere procedure zich bij uitstek voor een op maat gesneden participatie. Deze kan in overleg met de aanvrager worden geboden op een effectief en vroegtijdig moment, voorafgaand aan de indiening van de formele aanvraag. In dat stadium van het project is inspraak immers het meest effectief, omdat nog niet alle keuzes vastliggen. In overeenkomst met het advies van de Raad voor de rechtspraak is hierop in de nota van toelichting nader ingegaan. Daarbij is ook het bijzondere karakter van het omgevingsrecht betrokken. Om betrokkenheid van belanghebbenden te borgen zal in de ministeriële regeling worden bepaald, dat een initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet aangeven op welke wijze hij belanghebbenden heeft geïnformeerd of betrokken. Aan de hand hiervan kan het bevoegd gezag een afweging maken of een aanvullende gelegenheid tot het geven van zienswijzen nodig is. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met zes weken te verlengen. Ook kan de gemeente gebruik maken van de mogelijkheid uit de Awb, om met instemming van de aanvrager de beslistermijn verder op te schorten.
Eén van de redenen die is aangedragen in de consultatie om zelf te mogen kiezen voor een uitgebreide procedure is om de gemeenteraad, de provinciale staten of het algemeen bestuur van het waterschap beter te kunnen betrekken bij de concrete besluitvorming op ingekomen aanvragen. De voorbereidingsprocedure is hierop niet standaard toegerust. Binnen de duale verhoudingen beschikken de democratisch gelegitimeerde organen over een toereikend instrumentarium om kaders te stellen, actief om informatie te vragen en het dagelijks bestuur te controleren en waar nodig ter verantwoording te roepen. Het dagelijks bestuur heeft hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Het toepassing geven aan afdeling 3.4 van de Awb is niet het geëigende middel om invulling te kunnen geven aan een intern besluitvormingsproces en het afleggen van politieke verantwoording. De eerder genoemde mogelijkheden tot het verlengen en opschorten van de beslistermijn kunnen hier evenwel in incidentele gevallen faciliterend in zijn.
‘Niet belangrijke wijziging’ als opvolger van ‘milieuneutrale wijziging’
In aansluiting op het voormalige omgevingsrecht regelt het Omgevingsbesluit dat de reguliere procedure van toepassing is op niet-belangrijke wijzigingen van vergunningen, waarvoor de uitgebreide procedure is voorgeschreven. Hiermee is beoogd om een opvolger te maken voor de milieuneutrale wijziging uit de Wabo, waarbij beter wordt aangesloten op de terminologie uit de Europese milieurichtlijnen. Uit de consultatiereacties bleek dat deze bepaling als onvoldoende duidelijk werd ervaren. Ook tijdens de behandeling in de Eerste Kamer is gevraagd om de term niet-belangrijke wijziging aan te passen.
In de toelichting is dit onderdeel nader verduidelijkt, zie paragraaf 4.6.2.
Voetnoten