Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 2.2.6 Afwijzingsgronden
Geldend
Geldend van 22-11-2021 tot 20-05-2025
- Bronpublicatie:
26-10-2021, Stcrt. 2021, 43895 (uitgifte: 27-10-2021, regelingnummer: WJZ/ 21225831)
- Inwerkingtreding
22-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-10-2021, Stcrt. 2021, 43895 (uitgifte: 27-10-2021, regelingnummer: WJZ/ 21225831)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:
- a.
op basis van het projectplan, bedoeld in artikel 2.2.8, derde lid, aannemelijk is dat met de uitvoering van het innovatieproject:
- 1°
de op grond van het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij van toepassing zijnde maximale emissiewaarde wordt overschreden;
- 2°
de reductie van broeikasgasemissies of stalemissies lager is dan de van toepassing zijnde minimale reductiepercentages van de emissiewaarde, bedoeld in bijlage 2.2.1 of geen reductiepercentage voor de betreffende emissie is vastgesteld in bijlage bijlage 2.2.1;
- 3°
niet voldaan wordt aan het op grond van het Bouwbesluit van toepassing zijnde niveau van brandveiligheid op een veehouderijlocatie;
- 4°
het niveau van dierenwelzijn, waaronder ten minste ook de brandveiligheid, op een veehouderijlocatie niet zou verbeteren;
- 5°
een investering als bedoeld in artikel 2.2.10, onderdeel a, wordt toegepast in meer dan vier stalsystemen;
- 6°
minder dan 40% vast voer wordt verstrekt, indien het een innovatieproject gericht op investeringen als bedoeld in artikel 2.2.10, onderdeel a, ten behoeve van een vleeskalverhouderijonderneming betreft als bedoeld in artikel 2.2.2, eerste lid, onderdeel d;
- 7°
de leghennen of vleeskuikens dan wel grootouder- of ouderdieren hiervan niet op grondhuisvesting worden gehouden, indien het een innovatieproject gericht op investeringen, managementmaatregelen of een combinatie hiervan als bedoeld in artikel 2.2.10, ten behoeve van een leghennenhouderijonderneming, vleeskuikenhouderijonderneming of vleeskuikenouderdierhouderijonderneming betreft;
- b.
na toepassing van:
- 1°
artikel 2.2.7, eerste lid, onderdeel a, tweede en derde lid, minder dan 12 punten zijn toegekend, indien het een innovatieproject ten behoeve van een varkenshouderijonderneming, melkgeitenhouderijonderneming, vleeskalverhouderijonderneming, leghennenhouderijonderneming, vleeskuikenhouderijonderneming of vleeskuikenouderdierhouderijonderneming betreft;
- 2°
artikel 2.2.7, eerste, tweede en derde lid, minder dan 27 punten zijn toegekend, indien het een innovatieproject ten behoeve van een melkveehouderijonderneming betreft;
- c.
de kwaliteit van het projectplan, bedoeld in artikel 2.2.8, derde lid, onvoldoende is, blijkend uit de omschrijving en uitwerking van aanpak en methodiek, de omgang met de risico’s, de uitvoerbaarheid, de deelnemende partijen, de onderbouwing van de te realiseren emissiereductie of de mate waarin de beschikbare middelen effectief en efficiënt worden ingezet;
- d.
de afwijzingsgrond voor de emissiemetingenfase, genoemd in artikel 2.2.18 zich voordoet;
- e.
de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 2.2.24 zich voordoen voor de resterende levensduurfase, indien een innovatieproject de drie fases, bedoeld in artikel 2.2.2, tweede lid, onderdeel a, betreft.