Einde inhoudsopgave
Bankwet 1998
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt in werking op het tijdstip dat de derde fase van de Economische en Monetaire Unie ingaat.
- Bronpublicatie:
26-03-1998, Stb. 1998, 200 (uitgifte: 09-04-1998, kamerstukken: 25719)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-1999, Stcrt. 1999, 92 (uitgifte: 18-05-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
1.
De artikelen 2:363, zesde lid, 2:380, 2:383, tweede lid, tweede zin, met uitzondering van de openstaande bedragen, alsmede de afdelingen 3 en 4 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de Bank. De Bank mag, mede ter bepaling van het resultaat, de waardering van de beleggingen, effecten en valuta doen berusten op grondslagen die afwijken van het bepaalde in artikel 2:384, eerste lid, tweede zin, of tweede lid, tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek, voorzover dit in overeenstemming is met hetgeen in afdeling 14 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek daaromtrent is bepaald.
2.
3.
Van de bepalingen van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wijkt de Bank bovendien af voor zover die afwijking noodzakelijk is om uitvoering te kunnen geven aan instructies, als bedoeld in artikel 3, derde lid. De Bank stelt de raad van commissarissen onverwijld van de afwijking in kennis.