Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel 27
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2008
- Bronpublicatie:
03-07-2008, Stb. 2008, 264 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2008, Stb. 2008, 264 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
1.
De vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10, 13, 14, 17, 19, 21, 23, 25 en 26, worden op verzoek verleend. De vrijstelling, bedoeld in artikel 12, wordt voor vrachtauto's en autobussen op verzoek verleend.
2.
Ingeval voor een motorrijtuig een verzoek wordt ingediend om vrijstelling van de belasting van personenauto's en motorrijwielen ingevolge artikel 2 of artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, geldt dit verzoek mede als verzoek om toepassing van de vrijstelling ingevolge artikel 25 onderscheidenlijk artikel 26 van dit besluit.
3.
Het verzoek wordt bij de inspecteur ingediend vóór de aanvang van het tijdvak, onderscheidenlijk van het gebruik van de weg in Nederland met het motorrijtuig.
4.
Bij het verzoek worden de bescheiden die van belang zijn voor de toepassing van de vrijstelling overgelegd, alsmede een opgave van het kenteken van het motorrijtuig.
5.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De vrijstelling werkt, tenzij in de beschikking anders is bepaald, terug tot op het tijdstip waarop het verzoek is ingediend.
6.
Indien niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling, of indien het motorrijtuig wordt afgestoten, stelt degene aan wie de vrijstelling is verleend, de inspecteur daarvan onverwijld in kennis.
7.
Indien niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling wordt voldaan, trekt de inspecteur de vrijstelling in bij voor bezwaar vatbare beschikking.
8.
Indien degene aan wie de vrijstelling is verleend niet voldoet aan de verplichting, bedoeld in het zesde lid, vervalt de vrijstelling op het tijdstip waarop niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling wordt voldaan.
9.
Bij beëindiging van de vrijstelling wordt de belasting verschuldigd over het resterende gedeelte van het lopende tijdvak, met dien verstande dat voor motorrijtuigen die niet zijn geregistreerd in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, de belasting verschuldigd wordt vanaf de dag waarop de vrijstelling is beëindigd.