Einde inhoudsopgave
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
11-09-2015, Stcrt. 2015, 29101 (uitgifte: 02-10-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/148123)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-09-2015, Stcrt. 2015, 29101 (uitgifte: 02-10-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/148123)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer indien:
- a.
bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 435 µg/l, respectievelijk 1,0‰, maar lager is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
- b.
bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰, maar lager is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
- c.
ten aanzien van betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste twee maal proces-verbaal opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de wet, waarbij bij één van die verdenkingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger is dan 220 μg/l, respectievelijk 0,5‰, dan wel hoger is dan 88 μg/l, respectievelijk 0,2‰ indien een van de feiten is begaan als beginnende bestuurder, of waarbij hij ten minste eenmaal heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid;
- d.
betrokkene op grond van artikel 8, onderdeel c, niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer;
- e.
betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;
- f.
de uitslag van het ingevolge artikel 23, eerste lid, opgelegde onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs.
2.
Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.