Einde inhoudsopgave
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2023
- Redactionele toelichting
Ten aanzien van gedragingen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze wijziging, blijft de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 van toepassing, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
26-01-2023, Stcrt. 2023, 3433 (uitgifte: 27-01-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/13807)
- Inwerkingtreding
01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2023, Stcrt. 2023, 3433 (uitgifte: 27-01-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/13807)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:
- a.
bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰;
- b.
bij betrokkene, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;
- c.
ten aanzien van betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste drie maal proces-verbaal is opgemaakt op verdenking van overtreding van artikel 8, tweede, derde of vierde lid, van de wet, waarbij bij één van die verdenkingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰, dan wel 88 µg/l, respectievelijk 0,2‰ indien een van de feiten is begaan als beginnende bestuurder, of waarbij hij ten minste eenmaal heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel;
- d.
betrokkene niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer, op grond van een of meer van de in artikel 8 genoemde onderdelen a, b, d, e, f, g, h of i;
- e.
betrokkene op grond van artikel 12 niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel alcohol en verkeer;
- f.
betrokkene op grond van artikel 18 niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel drugs en verkeer;
- g.
ten aanzien van betrokkene binnen vijf jaar ten minste twee keer proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8, eerste of vijfde lid, van de wet of wegens het weigeren mee te werken aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en de politie in het proces-verbaal aanvullende gegevens heeft opgenomen betreffende het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag, dan wel andere omstandigheden, die leiden tot het vermoeden van rijden onder invloed van drogerende stoffen.
2.
Het CBR besluit voorts dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, indien:
- a.
betrokkene op grond van artikel 15, onderdeel d, niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel gedrag en verkeer, of
- b.
in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder A, onderdeel IV, Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens.
3.
Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
- a.
in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder A, onderdelen I, Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig, of II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer;
- b.
in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdelen I en II;
- c.
indien betrokkene op grond van artikel 21, onderdelen a, b, c, f, g of h niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer; of
- d.
indien betrokkene op grond van artikel 15, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel gedrag en verkeer.
4.
Indien de mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet is gedaan op basis van feiten en omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1[lees: bijlage], vermeld onder A, onderdeel IV, Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens, kan het CBR besluiten af te zien van het opleggen van een onderzoek, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5.
Het CBR kan, voor zover het een onderzoek naar de rijvaardigheid betreft, afzien van het opleggen van het in het tweede of het derde lid bedoelde onderzoek, indien de mededeling, bedoeld in artikel 130 van de wet, is gebaseerd op feiten of omstandigheden, die al eerder hebben geleid tot een mededeling gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in bijlage 1[lees: bijlage], onderdeel A, subonderdeel IV, en het CBR in het kader van die eerdere mededeling al een onderzoek naar de rijvaardigheid heeft opgelegd.