Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend van 25-04-2023 tot 01-07-2027
- Bronpublicatie:
20-04-2023, Stcrt. 2023, 10298 (uitgifte: 24-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 22291436)
- Inwerkingtreding
25-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-2023, Stcrt. 2023, 10298 (uitgifte: 24-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 22291436)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
In deze titel wordt verstaan onder:
aardwarmte: aardwarmte in de zin van artikel 1, onderdeel b, van de Mijnbouwwet;
aardwarmteproject: mogelijk maken van de winning en toepassing van aardwarmte met een diepte van de top van de aquifer van ten minste 500 meter tot ten hoogste 3.500 meter, door het boren van een doublet of een half doublet;
alternatiefwerkzaamheden: activiteiten om het alternatief gebruik van een put met een lager dan verwacht gerealiseerd vermogen in MW mogelijk te maken;
alternatief gebruik: gebruik van een aardwarmteput voor andere doeleinden dan het overeenkomstig de aanvraag winnen en toepassen van aardwarmte;
diep aardwarmteproject: mogelijk maken van de winning en toepassing van aardwarmte vanaf ten minste 3.500 meter diepte van de top van de aquifer door het boren van een doublet of een half doublet;
doublet: productieput en injectieput;
droge exploratieput: put voor olie- of gasexploratie waar geen koolwaterstoffen in vrije fase zijn aangetroffen in de aquifer die gebruikt gaat worden voor de winning van aardwarmte;
geologisch onderzoek: geologisch onderzoek, inclusief het rapport opgesteld overeenkomstig het model in bijlage 4.3.1;
geologisch risico: risico op een te laag gerealiseerd vermogen voor zover dit te wijten is aan specifieke aquifer parameters bestaande uit:
- a.
de bruto aquiferdikte;
- b.
de netto-bruto verhouding van de aquifer;
- c.
de aquifer permeabiliteit;
- d.
de diepte van de top van de aquifer;
- e.
de saliniteit van het formatiewater; of
- f.
de geothermische gradient;
gerealiseerde subsidiabele kosten: rechtstreeks aan het aardwarmteproject toe te rekenen, door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde subsidiabele kosten;
gerealiseerd vermogen: uit de puttest gebleken werkelijke vermogen in MW, met een correctie op skin = 0;
half-doublet: eerste of tweede put van een doublet, of vervolgput;
maximale subsidiebedrag: in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag, bestaande uit 85 procent van de verwachte subsidiabele kosten met een maximum van € 7.225.000 voor een aardwarmteproject en € 12.750.000 voor een diep aardwarmteproject;
niet-geologische parameters: niet-geologische parameters, genoemd in de tabel in hoofdstuk 1, paragraaf 1.1, van het geologisch onderzoek;
puttest: test van het vermogen van de put of putten met als resultaat meetreeksen plus interpretatie, uitgevoerd en geïnterpreteerd overeenkomstig bijlage 4.3.2;
putstimulatie: uitvoeren van technieken die leiden tot een verlaagde weerstand voor het toestromen van vloeistof van het reservoir naar de put of vice versa, zodat de productiviteit of injectiviteit van de put wordt verhoogd;
restwaarde: opbrengst van het project bij de economisch meest rendabele alternatieve toepassing gedurende 15 jaar;
verbeterwerkzaamheden: werkzaamheden aan de productieput, injectieput of pompinstallatie om het gerealiseerde vermogen van het doublet in MW te verhogen;
vervolgput: nieuwe put vanuit of naast een productie- of injectieput van een beëindigd of bestaand aardwarmteproject of diep aardwarmteproject die gebruikt wordt voor een bestaand of nieuw aardwarmteproject of diep aardwarmteproject;
verwachte subsidiabele kosten: in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiabele kosten;
verwacht vermogen: n de beschikking tot subsidieverlening vermelde verwacht vermogen in MW.