Einde inhoudsopgave
Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) (2012A015)
3 Beoordelingsstructuur
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
24-12-2012, Stcrt. 2012, 26870 (uitgifte: 24-12-2012, regelingnummer: 2012A015gp)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-12-2012, Stcrt. 2012, 26870 (uitgifte: 24-12-2012, regelingnummer: 2012A015gp)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Om de vraag te kunnen beantwoorden of strafvorderlijke gegevens kunnen worden verstrekt aan derden voor buiten de strafrechtspleging gelegen doelen, dient het onderstaande schema te worden doorlopen. Hieronder volgt de beoordelingsstructuur eerst schematisch. Daaronder wordt een toelichting op de verschillende stappen gegeven.
Toelichting op het schema
- Ad 1)
Om te kunnen beoordelen of de Wjsg van toepassing is op de voorgenomen verstrekking, moeten de te verstrekken gegevens voldoen aan de definitie van strafvorderlijke gegevens (zie ook hoofdstuk I). Is dat niet het geval, dan zal op basis van de Wbp moeten worden bezien of er sprake is van persoonsgegevens. Zo ja, dan is de Wbp van toepassing mits aan de in die wet uiteengezette voorwaarden is voldaan. Is dat niet het geval, dan zal op basis van art. 13 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) moeten worden beoordeeld of de geheimhoudingsverplichting van de leden van het Openbaar Ministerie kan worden doorbroken.
- Ad 2)
Indien een wettelijke verplichting bestaat om informatie te verstrekken, vindt verder geen beoordeling op basis van de Wjsg plaats. Van de verzoeker kan in beginsel worden verlangd de wettelijke verplichting op basis waarvan het Openbaar Ministerie zou moeten verstrekken, aan te geven. De wijze waarop aan de verplichting invulling wordt gegeven (welke gegevens, termijnen enz.) dient te worden beoordeeld aan de hand van de wet die de verplichting schept. Zie over dit onderwerp tevens hoofdstuk VIII.
- Ad 3)
Indien geen wettelijk verplichting bestaat om te verstrekken, dient sprake te zijn van noodzakelijkheid voor een goede taakvervulling van het Openbaar Ministerie. De taak van het Openbaar Ministerie waarnaar wordt verwezen in de Wjsg is vastgelegd in art. 124 Wet RO. Een nadere uitwerking van die taak door het Openbaar Ministerie met betrekking tot de verstrekking van strafvorderlijke gegevens is te vinden in deze aanwijzing. Met name hoofdstuk IV § 4 vormt een invulling van die taak. Het behoort in beginsel tot de taak van het Openbaar Ministerie aan de aldaar genoemde instanties te verstrekken onder de overige voorwaarden die de Wjsg en deze aanwijzing stellen.
- Ad 4)
De vraag of met verstrekking een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend, heeft ten doel een afweging te bewerkstelligen tussen de privacybelangen die worden geschaad bij verstrekking van informatie en het doel waarvoor die privacyinbreuk plaatsvindt. Gelet op artikel 8, tweede lid, van het EVRM dient onder het begrip ‘zwaarwegend algemeen belang’ te worden verstaan het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Vanwege het zwaarwegend algemeen belang ‘bescherming van de rechten van anderen’ kunnen strafvorderlijke gegevens voor derden van belang zijn voor doelen die los staan van de strafrechtspleging (zie TK 28886, nr 3).
- Ad 5)
Op verstrekkingen op basis van art. 39g Wjsg (wettelijke restcategorie) na, dient er bij iedere verstrekking aan derden voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden die niet plaatsvindt op basis van een wettelijke verplichting, een doel te worden nagestreefd dat is genoemd in art. 39f lid 1 sub a t/m f Wjsg. Indien het doel niet is genoemd, is verstrekking op basis van art. 39f Wjsg niet mogelijk. Op het verstrekken van informatie op basis van art. 39g Wjsg zal in hoofdstuk V nader worden ingegaan.
- Ad 6)
Indien de potentiële ontvanger niet is genoemd in hoofdstuk IV § 4 van deze aanwijzing, bestaat er in beginsel geen grond om te verstrekken. In incidentele gevallen kan er gebruik worden gemaakt van de categorie ‘overige ontvangers’. Zie voor verstrekkingen op die basis hoofdstuk IV § 5.
- Ad 7)
Onder de verdediging van een recht in rechte moet worden verstaan de situatie dat de ontvanger reeds in rechte is betrokken of een ander in rechte heeft betrokken. Ook de situatie dat iemand informatie nodig heeft om een ander in rechte te betrekken (bijvoorbeeld ten behoeve van het opstellen van een civiele dagvaarding) dient hieronder te worden verstaan. Als verzoeker slechts wil beoordelen of iemand in rechte zal worden betrokken, biedt art. 39f lid 2 sub a Wjsg geen grondslag om te ontvangen.
- Ad 8)
Zie 4)
- Ad 9)
De vraag of sprake is van een ‘standaardverstrekking’ is van belang om te weten of een voorgenomen verstrekking al dan niet aan de privacy-helpdesk PaG (zie hoofdstuk III en hoofdstuk IV § 6) moet worden voorgelegd. In hoofdstuk IV § 7 is uiteen gezet welke verstrekkingen aan welke ontvangers standaard zijn.
- Ad 10)
Een contra-indicatie maakt een verstrekking altijd niet standaard (zie hoofdstuk IV § 2).