Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 25a
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2006
- Bronpublicatie:
15-02-2006, Stb. 2006, 80 (uitgifte: 28-02-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-02-2006, Stb. 2006, 80 (uitgifte: 28-02-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De inkomsten die de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar geniet in verband met het verrichten van arbeid, die in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk wordt geacht, worden op de aanspraak op doorbetaling van bezoldiging krachtens dit hoofdstuk in mindering gebracht, voorzover deze inkomsten tezamen met die aanspraak de bezoldiging te boven gaan.
2.
Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden in mindering gebracht op het bedrag waarop de gewezen rechterlijk ambtenaar ingevolge artikel 18, eerste lid, of, indien de ongeschiktheid wegens ziekte voor het tijdstip van ontslag is ontstaan, artikel 18, derde lid, aanspraak heeft, tenzij deze inkomsten reeds voorafgaand aan het intreden van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid werden genoten en de omvang van die arbeid niet is toegenomen.
3.
Op het bedrag waarop de gewezen rechterlijk ambtenaar ingevolge artikel 18, tweede lid, artikel 26 of, indien de ongeschiktheid wegens ziekte na het tijdstip van ontslag is ontstaan, artikel 18, derde lid, recht heeft, worden inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf in mindering gebracht, tenzij deze inkomsten reeds voorafgaand aan de datum van ontslag werden genoten en de omvang van die arbeid niet is toegenomen.