Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-06-2010, Stb. 2010, 210 (uitgifte: 15-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2010, Stb. 2010, 225 (uitgifte: 22-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Voor zolang de vrouwelijke gewezen rechterlijk ambtenaar na beëindiging van de haar ingevolge artikel 33m, eerste tot en met derde lid, toekomende uitkering nog wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van arbeid dan wel binnen een maand na deze beëindiging daartoe ongeschikt wordt, heeft zij gedurende een tijdvak van 52 weken recht op de doorbetaling van de laatstelijk genoten bezoldiging overeenkomstig artikel 18.
2.
Het in het eerste lid bedoelde tijdvak van 52 weken vangt aan met ingang van de eerste dag na beëindiging van de ingevolge artikel 33m, eerste tot en met derde lid, aan de vrouwelijke gewezen rechterlijk ambtenaar toekomende uitkering onderscheidenlijk de eerste dag waarop zij binnen een maand na die beëindiging ongeschikt is geworden tot het verrichten van arbeid.
3.
Ongeschikt tot het verrichten van arbeid, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het eerste lid, is de vrouwelijke gewezen rechterlijk ambtenaar die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen.