Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 13 (verplichte weigeringsgronden)
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2011
- Bronpublicatie:
12-05-2011, Stb. 2011, 232 (uitgifte: 24-05-2011, kamerstukken: 32188)
- Inwerkingtreding
01-08-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2011, Stb. 2011, 342 (uitgifte: 08-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
De officier van justitie weigert de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing, houdende een geldelijke sanctie, indien:
- a.
de geldelijke sanctie is opgelegd naar aanleiding van een feit waarover ten aanzien van degene aan wie de geldelijke sanctie is opgelegd:
- 1°
door de Nederlandse rechter reeds onherroepelijk is beslist;
- 2°
door een andere rechter reeds een straf is opgelegd welke ten uitvoer is gelegd;
- b.
behoudens het bepaalde in het tweede lid, het feit waarvoor de geldelijke sanctie is opgelegd, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn;
- c.
over het feit waarvoor de geldelijke sanctie is opgelegd naar Nederlands recht rechtsmacht kon worden uitgeoefend en het recht tot uitvoering van de geldelijke sanctie naar Nederlands recht zou zijn verjaard;
- d.
de tenuitvoerlegging van de beslissing, houdende de geldelijke sanctie, onverenigbaar is met een naar Nederlands recht geldende immuniteit;
- e.
de veroordeelde ten tijde van het begaan van het feit de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
- f.
het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met de beslissing en niet aan het verzoek, bedoeld in artikel 7, tweede lid, is voldaan.
2.
De tenuitvoerlegging van een beslissing wordt niet geweigerd op grond van het eerste lid, onderdeel b, indien het feit waarvoor de geldelijke sanctie is opgelegd, is vermeld op of valt onder de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijst met feiten en soorten van feiten.
3.
De tenuitvoerlegging van de beslissing houdende een geldelijke sanctie wordt niet geweigerd op grond van het eerste lid, onderdeel c, dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.