Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 11 (erkenning en tenuitvoerlegging)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken: 35311)
22-02-2017, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
2.
Indien de ten uitvoer te leggen beslissing is opgelegd bij beschikking en betrekking heeft op gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen zijn, in voorkomend geval, de artikelen 28 tot en met 30 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement Noord-Nederland bevoegd is de vordering tot het verlenen van de machtiging tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling te behandelen.
3.
De officier van justitie en Onze Minister kunnen de tenuitvoerlegging opschorten gedurende de periode die nodig is om de ten uitvoer te leggen beslissing te laten vertalen.
4.
Behoudens de in artikel 12 genoemde gevallen blijft de hoogte van de opgelegde geldelijke sanctie ongewijzigd.