Einde inhoudsopgave
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2023
- Redactionele toelichting
In de Staatscourant is in lid 1 een onderdeel f i.p.v. een onderdeel e ingevoegd. Ten aanzien van gedragingen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van deze wijziging, blijft de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 van toepassing, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
26-01-2023, Stcrt. 2023, 3433 (uitgifte: 27-01-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/13807)
- Inwerkingtreding
01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2023, Stcrt. 2023, 3433 (uitgifte: 27-01-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/13807)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
- a.
betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag;
- b.
ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;
- c.
ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 60 kilometer per uur of meer bij wegwerkzaamheden, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;
- d.
de uitslag van het ingevolge artikel 23, tweede lid, opgelegde onderzoek of van het ingevolge het derde lid, onderdeel a, opgelegde onderzoek, voor zover dit onderzoek is gebaseerd op bijlage 1, onder A, onderdeel IV, geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs;
- f.
betrokkene op grond van artikel 21, aanhef en onderdeel d of e, niet in aanmerking komt voor een lichte educatieve maatregel gedrag en verkeer.
2.
Het CBR kan afzien van het opleggen van de in het eerste lid bedoelde educatieve maatregel gedrag en verkeer, indien de mededeling, bedoeld in artikel 130 van de wet, is gebaseerd op feiten of omstandigheden, die al eerder hebben geleid tot een mededeling gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in bijlage 1, onderdeel A, subonderdeel IV, en het CBR in het kader van die eerdere mededeling al een onderzoek naar de rijvaardigheid heeft opgelegd.
3.
Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.