Einde inhoudsopgave
Besluit experiment pensioenregeling zelfstandigen
Artikel 2 Openstellen pensioenregeling
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
22-06-2023, Stb. 2023, 221 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 221 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
In afwijking van artikel 117, eerste en vijfde lid, van de wet, kan een pensioenfonds een pensioenregeling voor zelfstandigen uitvoeren, waarbij deze pensioenregeling geen aanvulling op een door datzelfde pensioenfonds uitgevoerde basisregeling betreft. Artikel 120, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de wet zijn niet van toepassing.
2.
Werkgevers of de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van een pensioenovereenkomst die ondergebracht is bij een pensioenfonds, dragen er zorg voor dat zelfstandigenorganisaties betrokken worden bij de vormgeving van een experiment, de vormgeving van de pensioenregeling voor zelfstandigen of de keuze of de pensioenregeling van werknemers wordt opengesteld voor zelfstandigen of dat hiervoor een eigen pensioenregeling voor zelfstandigen wordt opengesteld.
3.
Een ondernemingspensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment uitsluitend voor zover de zelfstandige werkzaamheden verricht voor de werkgever.
4.
Een bedrijfstakpensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment uitsluitend voor zover de zelfstandige onder de werkingssfeer valt van een door het bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.
5.
Een algemeen pensioenfonds kan een pensioenregeling openstellen voor zelfstandigen in het kader van een experiment waarbij het volgende geldt:
- a.
indien de pensioenregeling van werknemers wordt opengesteld voor zelfstandigen dan dient de zelfstandige werkzaamheden te verrichten voor de werkgever van de betreffende collectiviteitkring;
- b.
indien een pensioenregeling voor zelfstandigen in een eigen collectiviteitkring wordt opengesteld, dan is het niet noodzakelijk dat de zelfstandige werkzaamheden verricht voor de werkgever.
6.
Het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan, de raad van toezicht en de niet-uitvoerende bestuursleden worden door het pensioenfonds in de gelegenheid gesteld een oordeel te geven over het openstellen van de pensioenregeling, bedoeld in het derde, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a. Het oordeel wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van invloed kan zijn op het wel of niet openstellen van de pensioenregeling, waarbij door het pensioenfonds alle relevante informatie wordt verstrekt.
7.
Het pensioenfonds stelt uiterlijk bij de start van de verwerving van pensioenaanspraken door de zelfstandige vast of wordt voldaan aan de voorwaarde voor het openstellen van de pensioenregeling, bedoeld in het derde, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a.
8.
In aanvulling op het tweede lid en vijfde lid, aanhef en onderdeel b, kan een algemeen pensioenfonds zelfstandig besluiten een pensioenregeling voor zelfstandigen in een eigen collectiviteitkring open te stellen, waarbij het algemeen pensioenfonds er voor zorgdraagt dat zelfstandigenorganisaties betrokken worden bij de vormgeving van een experiment en de vormgeving van de pensioenregeling voor zelfstandigen.
9.
Een zelfstandigenorganisatie als bedoeld in het tweede en achtste lid dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
- a.
de zelfstandigenorganisatie bezit volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en
- b.
haar statutaire doel omvat in elk geval de belangenbehartiging van zelfstandigen.
10.
Een verzekeraar of premiepensioeninstelling kan zelfstandig besluiten een pensioenregeling open te stellen voor zelfstandigen.