Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de status van vluchtelingen
Artikel 7 Vrijstelling van de voorwaarde van wederkerigheid
Geldend
Geldend vanaf 22-04-1954
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1957, 21).
- Bronpublicatie:
28-07-1951, Trb. 1954, 88 (uitgifte: 12-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-04-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-07-1951, Trb. 1954, 88 (uitgifte: 12-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
1.
Behoudens de gevallen dat dit Verdrag gunstiger bepalingen bevat, zal een Verdragsluitende Staat vluchtelingen op dezelfde wijze behandelen als vreemdelingen in het algemeen.
2.
Na een driejarig verblijf genieten alle vluchtelingen vrijstelling van de voorwaarde van wettelijke wederkerigheid op het grondgebied van de Verdragsluitende Staten.
3.
Elke Verdragsluitende Staat zal aan vluchtelingen de rechten en voordelen blijven toekennen waarop dezen, bij het ontbreken van de voorwaarde van wederkerigheid, reeds recht hadden op de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag voor die Staat.
4.
De Verdragsluitende Staten zullen in welwillende overweging nemen om aan vluchtelingen, bij het ontbreken van de voorwaarde van wederkerigheid, rechten en voordelen te verlenen buiten die waarop zij krachtens lid 2 en 3 aanspraak kunnen maken, alsmede om de vrijstelling van de voorwaarde van wederkerigheid uit te strekken tot vluchtelingen die niet aan de in lid 2 en 3 bedoelde voorwaarden voldoen.
5.
De bepalingen van lid 2 en 3 zijn zowel van toepassing op de rechten en voordelen, bedoeld in de artikelen 13, 18, 19, 21 en 22 van dit Verdrag, als op de rechten en voordelen, waarin dit Verdrag niet voorziet.