Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de status van vluchtelingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 22-04-1954
- Bronpublicatie:
28-07-1951, Trb. 1954, 88 (uitgifte: 12-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-04-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-07-1951, Trb. 1954, 88 (uitgifte: 12-07-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Verdrag van 28 juli 1951
Préambule
De HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
OVERWEGENDE, dat het Handvest van de Verenigde Naties en de op 10 December 1948 door de Algemene Vergadering goedgekeurde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens het beginsel hebben bevestigd, dat de menselijke wezens, zonder onderscheid, de fundamentele rechten van de mens en vrijheden dienen te genieten,
OVERWEGENDE, dat de Verenigde Naties bij verschillende gelegenheden blijk hebben gegeven van haar grote bezorgdheid voor de vluchtelingen en er naar gestreefd hebben de uitoefening van deze fundamentele rechten en vrijheden door de vluchtelingen in de grootst mogelijke mate te verzekeren,
OVERWEGENDE, dat het gewenst is de vroegere internationale overeenkomsten betreffende de status van vluchtelingen te herzien en te bevestigen en aan de toepassing van die overeenkomsten en aan de daarbij verleende bescherming uitbreiding te geven door middel van een nieuwe overeenkomst,
OVERWEGENDE, dat het verlenen van asyl voor bepaalde landen onevenredig grote lasten kan medebrengen en dat derhalve een bevredigende oplossing van een vraagstuk waarvan de Verenigde Naties de internationale omvang en het internationale karakter hebben erkend, niet zonder internationale solidariteit kan worden bereikt,
DE WENS TOT UITDRUKKING BRENGENDE, dat alle Staten, het sociale en humanitaire karakter van het vluchtelingenvraagstuk erkennende, al het mogelijke zullen doen om te voorkomen, dat dit vraagstuk een oorzaak van spanningen tussen Staten wordt,
ER VAN KENNIS NEMENDE, dat de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen belast is met het toezicht op de toepassing van internationale verdragen welke voorzien in de bescherming van vluchtelingen, en erkennende, dat de doeltreffende coördinatie van de maatregelen welke worden genomen om dit vraagstuk op te lossen, zal afhangen van de samenwerking van de Staten met de Hoge Commissaris,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Verdragpartijgroep