Einde inhoudsopgave
Kadasterwet
Artikel 11a [Vereisten voor aanbieding in elektronische vorm]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2005
- Bronpublicatie:
03-02-2005, Stb. 2005, 107 (uitgifte: 08-03-2005, kamerstukken: 28443)
- Inwerkingtreding
01-09-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2005, Stb. 2005, 416 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Een stuk als bedoeld in artikel 10a kan slechts in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden, indien het tezamen met het verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, wordt verzonden door middel van een bericht en de aanbieder ervan voldoet aan de door het bestuur van de Dienst bij regeling te stellen regels met betrekking tot:
- a.
het formaat van de in elektronische vorm aan de bewaarder toe te zenden bestanden waaruit een zodanig bericht bestaat;
- b.
de indeling van die bestanden;
- c.
het uitwisselingsprotocol voor de berichten, bedoeld in de aanhef;
- d.
de waarborging en controleerbaarheid van de integriteit van die berichten;
- e.
de waarborging van de continuïteit en de beveiliging van het in elektronische vorm verzenden van die berichten;
- f.
de wijze waarop elektronische bestanden waaruit dat bericht bestaat, ter inschrijving kunnen worden aangeboden, en
- g.
de wijze waarop degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, dat voornemen uiterlijk mededeelt aan de bewaarder voordat hij voor de eerste keer daartoe overgaat, de daarbij te verstrekken gegevens en de wijze en het tijdstip van mededeling van wijzigingen in die gegevens.
Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, worden vastgesteld de voorwaarden waaronder een persoon als bedoeld in onderdeel g, de bewaarder kan verzoeken om voor hem een afwijkend uitwisselingsprotocol vast te stellen, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan.
2.
De bewaarder aanvaardt een aan hem elektronisch toegezonden bericht als bedoeld in het eerste lid niet, indien de aanbieder niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van die niet-aanvaarding en de wijze van bewaren van berichten als bedoeld in de eerste zin. Artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op niet aanvaarde berichten.
3.
Indien op grond van het niet voldaan hebben aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid, met uitzondering van onderdeel g, meer dan een bericht van een aanbieder niet is aanvaard, kan de bewaarder beslissen dat hij andere berichten door die aanbieder aan hem verzonden na een in die beslissing te noemen tijdstip, niet aanvaardt. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van zijn beslissing en de inhoud van die mededeling. Op een niet aanvaard bericht als bedoeld in de eerste zin is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
4.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld de procedure met inachtneming waarvan en de voorwaarden waaronder een aanbieder als bedoeld in het derde lid op zijn verzoek in papieren vorm in de gelegenheid wordt gesteld om de bewaarder aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan. Van de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in de eerste zin, geeft de bewaarder aan de verzoeker met bekwame spoed een verklaring af, waarvan de inhoud en de wijze van verzenden door het bestuur van de Dienst worden vastgesteld. Een verklaring als bedoeld in de tweede zin doet een beslissing als bedoeld in het derde lid vervallen, indien daaruit blijkt dat de verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.
5.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een netwerkbeheerder ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten in verband met het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving, een permanente aansluiting kan verkrijgen op het door de Dienst gehouden systeem.
6.
Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald ten aanzien van welke andere dan de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, kan verzoeken om, indien een van de door hem bij zijn verzoek aangegeven soorten van die gevallen zich voordoet met betrekking tot door hem verzonden berichten als bedoeld in het eerste lid, het desbetreffende door hem gedaan verzoek tot inschrijving aan te merken als te zijn ingetrokken. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop uiterlijk en aan welke bewaarder het verzoek, bedoeld in de eerste zin, wordt gedaan.