Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26432 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBN 2023/7)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2023, Stcrt. 2023, 26432 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WBN 2023/7)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
13-1. Toelichting ad artikel 13, eerste lid
Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor het afleggen en de behandeling van de verklaring van optie en van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen en de mate waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.
De te betalen bedragen voor het afleggen van een optieverklaring en voor het indienen van een verzoek om naturalisatie zijn vastgelegd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 (BON).
Met het oog op de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden (zie artikel 9, eerste lid, BON) wordt verwezen naar de in onderstaande tabel vermelde tariefgroepen en de daarbij behorende tariefcodes en bedragen.
Tariefgroep | Tarief(code) | Bedrag |
---|---|---|
optie; enkelvoudig | A | € 217 |
optie; gemeenschappelijk | B | € 370 |
optie; medeopterende minderjarige | C | € 24 |
naturalisatie; enkelvoudig; standaard | D | € 1.023 |
naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard | E | € 1.305 |
naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd | F | € 760 |
naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd | G | € 1.044 |
naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige | H | € 151 |
§ 1. Optiegelden
§ 1.1. Tarieven
Tarief A is verschuldigd als een optant een optieverklaring aflegt op grond van artikel 6 RWN, artikel 28 RWN of artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270).
Tarief B is verschuldigd als twee optieverklaringen gelijktijdig worden afgelegd door twee personen die:
- •
met elkaar gehuwd zijn; of
- •
een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan; of
- •
ongehuwd samenleven in een duurzame relatie.
De regeling voor de optiegelden bevat, anders dan bij de naturalisatiegelden het geval is, geen verlaagd tarief voor een houder van een asielvergunning dan wel een staatloze.
Tarief C is verschuldigd voor de behandeling van een optieverklaring tot medeverkrijging als bedoeld in artikel 6, achtste lid, RWN. Dit betekent dat voor de behandeling van een optieverklaring tot medeverkrijging voor een minderjarige, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen bij het afleggen van hun optieverklaring (tarief A of B), het tarief C moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een optieverklaring tot medeverkrijging wordt afgelegd.
Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).
§ 1.2. Categoriale vrijstelling van optiegelden
Optanten die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld zijn op grond van artikel 4, eerste lid, BON vrijgesteld van leges.
§ 1.3. Ontheffing van optiegelden
Op grond van artikel 4, derde lid, BON bestaat de mogelijkheid in twee situaties ontheffing van de leges te verlenen. Hierbij moet het gaan om optieverklaringen van:
- a.
een minderjarige die zelfstandig een optieverklaring aflegt (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c of d, RWN);
- b.
een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt.
Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van de optieverklaring een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend. In Nederland is de burgemeester gemandateerd in de ministeriële regeling om te beslissen op het verzoek tot ontheffing van de optiegelden (artikel 4, vijfde lid, BON). In het buitenland zijn de hoofden van de Nederlandse diplomatieke en consulaire posten hiertoe gemandateerd. Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek zijn modellen 1.27 en 1.27a beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek zijn modellen 1.28 en 1.28a beschikbaar.
Ad a
In geval van een zelfstandige optie door een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de optiegelden anders te handelen dan in geval van optie door een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de gemeente vereist. In beginsel betaalt de minderjarige optant dan ook tarief A voor zijn optieverklaring. Worden echter tegelijkertijd door twee kinderen binnen één gezin optieverklaringen afgelegd, dan wordt tarief B in rekening gebracht. Tarief B wordt tevens in rekening gebracht als meer dan twee kinderen uit één gezin tegelijkertijd optieverklaringen afleggen. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van optiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van een gelijktijdige optieverklaring door meerdere kinderen binnen een gezin een hoger bedrag aan leges op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek.
Ad b
Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout in de beoordeling van het bezit van het Nederlanderschap heeft gemaakt, én betrokkene kan opteren, de fout moet kunnen worden hersteld zonder kosten voor betrokkene. Als de fout aan betrokkene zelf is te wijten, bijvoorbeeld als sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de optiegelden verleend.
Artikel 7, tweede lid, BON voorziet in de mogelijkheid dat de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post aan de rijksoverheid vergoeding verzoekt wegens, door ontheffing, niet-ontvangen optiegelden. Het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post moet een verzoek om vergoeding indienen door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken.
§ 1.4. In een enkel geval geen optiegelden verschuldigd
Niet vaak zal (nog) voorkomen dat een optierecht op het Nederlanderschap bestaat op grond van de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Indonesië (TOI, Stb. 1949, J 570) of de Toescheidingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname (TOS, Stb. 1975, 132). Voor deze opties (artikel 10 TOI en artikel 7, tweede lid, TOS) geldt, dat voor de verkrijging van het Nederlanderschap niet een bevestiging nodig is, noch dat leges moeten worden betaald. De optant verkrijgt het Nederlanderschap op het moment dat de optieverklaring wordt afgelegd. Op deze opties zijn het BON en het BVVN niet van toepassing.
§ 2. Naturalisatiegelden
§ 2.1. Tarieven naturalisatiegelden
Voor naturalisatie is in het algemeen betaling van naturalisatiegelden verschuldigd. Per individueel geval moet worden bekeken welk bedrag aan naturalisatiegelden moet worden betaald. Hierbij zijn te onderscheiden:
- 1.
Tarief D: het standaard tarief voor een enkelvoudig verzoek;
- 2.
Tarief E: het standaard tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;
- 3.
Tarief F: het verlaagd tarief voor een enkelvoudig verzoek;
- 4.
Tarief G: het verlaagd tarief voor een gemeenschappelijk verzoek;
- 5.
Tarief H: het tarief voor een verzoek tot medenaturalisatie ten behoeve van een minderjarig kind.
Zie voor gevallen van categoriale vrijstelling van naturalisatiegelden paragraaf 2.5 en voor de mogelijkheid een ontheffingsverzoek van de betalingsverplichting in te dienen paragraaf 2.6.
§ 2.2. Tarieven D en E
Bepaling normaal dan wel verlaagd tarief
Komen verzoekers niet in aanmerking voor het verlaagd tarief F of G (zie paragraaf 2.3), dan zijn de tarieven D en E verschuldigd voor de behandeling van een enkelvoudig dan wel een gemeenschappelijk verzoek om naturalisatie.
Definitie gemeenschappelijk verzoek
Een gemeenschappelijk verzoek wil zeggen dat een verzoek om naturalisatie gelijktijdig is ingediend door twee personen die met elkaar getrouwd zijn, een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan of ongehuwd samenleven in een duurzame relatie.
§ 2.3. Tarieven F en G
Het verlaagd tarief voor een verzoek om naturalisatie geldt in de volgende gevallen:
- a.
In het geval de meerderjarige verzoeker houder is van een verblijfsvergunning asiel of staatloos is, is het tarief F verschuldigd.
- b.
In het geval sprake is van een gemeenschappelijk verzoek, dat wil zeggen een verzoek om naturalisatie van twee met elkaar gehuwden of van twee geregistreerde partners dan wel van twee ongetrouwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven en beiden of één van beide partners is/zijn houder van een verblijfsvergunning asiel of is/zijn staatloos, is het tarief G verschuldigd.
Om in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief moet de verzoeker in de BRP staan ingeschreven met de nationaliteitscode voor ‘staatloos’ (code 499). Is de verzoeker in de BRP geregistreerd met ‘onbekende nationaliteit’, dan geldt dat het normale tarief van toepassing is, tenzij hij houder is van een verblijfsvergunning asiel.
§ 2.4. Tarief H
Voor de behandeling van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN, is het tarief onder H verschuldigd. Dit betekent dat voor de behandeling van een verzoek voor een minderjarige om met zijn ouder(s) mee te naturaliseren, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen voor hun naturalisatie (tarief D, E, F of G), het tarief H moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een verzoek tot medeverlening wordt ingediend.
§ 2.5. Categoriale vrijstelling van leges
Personen die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld, zijn vrijgesteld van naturalisatieleges.
Het uitgangspunt van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) brengt mee dat Molukkers, die op grond van genoemde wet als Nederlander worden behandeld, zijn vrijgesteld van het betalen van naturalisatiegelden. Op het adviesblad moet worden aangeven[lees: aangegeven] dat het gaat om een verzoek van een Molukker die op grond van genoemde wet wordt behandeld als Nederlander.
§ 2.6. Ontheffing van naturalisatiegelden
Onze Minister kan aan de volgende personen ontheffing verlenen van betaling van de naturalisatiegelden:
- a.
een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient;
- b.
een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;
- c.
een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.
Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van het verzoek om naturalisatie een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend. De burgemeester is in Nederland gemandateerd in de ministeriële regeling om te beslissen op het verzoek tot ontheffing van naturalisatiegelden. In het buitenland zijn de hoofden van de Nederlandse diplomatieke en consulaire posten hiertoe gemandateerd. Zie artikel 4, vijfde lid, BON.
Hieronder wordt toegelicht onder welke omstandigheden aan bovengenoemde categorieën van personen ontheffing wordt verleend.
ad a.
Een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient
In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post en Onze Minister vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Alleen onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden:
- 1.
Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief E, hetzij tarief G in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief E hetzij tarief G is verschuldigd;
- 2.
In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder dan wordt dat kind ontheffing verleend van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting moet het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder te zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht;
- 3.
In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in (één van de landen van) het Koninkrijk verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander moet worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.
ad b
Een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt
Met betrekking tot een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout heeft gemaakt, deze fout hersteld moet worden zonder kosten voor betrokkene. Als de fout aan betrokkene zelf te wijten is, bijvoorbeeld als er sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de naturalisatiegelden verleend.
ad c
Een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat wordt genaturaliseerd
In gevallen waarin iemand op grond van staatsbelang of zijn verdiensten voor de Staat wordt genaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden vanwege dat staatsbelang en die verdiensten voor de Staat.
Voorbeeld
- 1.
Een hoogleraar van vreemde nationaliteit komt in aanmerking voor de functie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Voor de vervulling van dit ambt is het bezit van het Nederlanderschap vereist. Deze persoon kan op grond van staatsbelang voor naturalisatie in aanmerking komen.
- 2.
Een militair van vreemde nationaliteit die een uitzonderlijk hoge Nederlandse militaire onderscheiding heeft gekregen, kan op grond van verdiensten voor de Staat in aanmerking komen voor naturalisatie.
De bevoegdheid tot verlening van ontheffing is in Nederland gemandateerd aan de burgemeester. In het buitenland zijn de hoofden van de Nederlandse diplomatieke en consulaire posten hiertoe gemandateerd. Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek zijn modellen 2.24 en 2.24a beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek zijn modellen 2.25 en 2.25a beschikbaar.
§ 3. Betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden
De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd voordat een verklaring van optie of verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in behandeling wordt genomen. De betaling wordt in Nederland voldaan bij de autoriteit die de optieverklaring of het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, namelijk de burgemeester. In het buitenland is dat de Minister van Buitenlandse Zaken.
Eerst na ontvangst van de betaling dan wel na de beslissing op een ontheffingsverzoek wordt het ingediende verzoek om naturalisatie dan wel de afgelegde optieverklaring in behandeling genomen. Ongeacht het verdere verloop van de naturalisatieprocedure – toewijzing, afwijzing of intrekking van het verzoek nadat de behandeling is begonnen – zijn de rechten verschuldigd betaald (vergelijk artikelen 2 en 3 BON).
De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het afleggen van de optieverklaring of voor het verzoek om naturalisatie wordt in beginsel vastgesteld op het moment dat de verklaring of het verzoek door de burgemeester/de Minister van Buitenlandse Zaken in ontvangst wordt genomen. Zie de in de paragrafen 1.1, 1.3, 2.2 tot en met 2.4 en 2.6 opgenomen richtlijnen.
Vrijgesteld van en ingelicht over de optiegelden (model 1.25 HRWN en model 1.25a HRWN) en naturalisatiegelden (model 2.8 en model 2.8a)
Modellen van een schriftelijke bevestiging door betrokkene dat hij is geïnformeerd over de hoogte en de termijn van de te betalen optie- en naturalisatiegelden en dat hij instemt met de betaling van de opgelegde optie- en naturalisatiegelden dan wel is vrijgesteld van de betaling dan wel een verzoek om ontheffing heeft ingediend, zijn opgenomen als model 1.25 HRWN, model 1.25a HRWN, model 2.8 HRWN en model 2.8a HRWN. De vaststelling van de hoogte van de te betalen naturalisatiegelden is een voorbereidingshandeling zoals bedoeld in artikel 6:3 Awb en is niet afzonderlijk vatbaar voor bezwaar of beroep.
Buiten behandelingstelling
Uitgangspunt is dat de leges worden betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan, betaling in termijnen is niet mogelijk. Wordt niet betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie, dan wordt betrokkene op dat moment op grond van artikel 4:5, eerste lid, Awb in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te betalen. Hiervoor zijn model 1.25 HRWN, model 1.25a HRWN, model 2.8 HRWN en model 2.8a HRWN beschikbaar. De termijn van zes weken vloeit voort uit artikel 6 BON. Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen deze zes weken, dan wordt de optieverklaring of het naturalisatieverzoek buiten behandeling gesteld (artikel 6 BON). Een besluit tot buitenbehandelingstelling wegens niet- of niet tijdige betaling wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene (artikel 4, tweede lid, BVVN). Daarvoor zijn beschikbaar de modellen 1.26 HRWN, 1.26a HRWN, 2.23 HRWN en 2.23a HRWN.
Is verzocht om ontheffing van optie- of naturalisatiegelden, dan wordt de termijn van zes weken opgeschort tot de dag waarop op het ontheffingsverzoek (negatief) is beslist. Tegen de beslissing tot buitenbehandelingstelling van een optieverklaring of een verzoek om naturalisatie kan op grond van de Awb binnen zes weken bezwaar worden aangetekend.
Als het gaat om een optie/naturalisatie dat is afgelegd/ingediend bij de gemeente, dan moet het bezwaarschrift worden toegestuurd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap, Postbus 3, 9560 AA TER APEL.
Als het gaat om een optie/naturalisatie dat is afgelegd/ingediend bij de Minister van Buitenlandse Zaken, dan moet het bezwaarschrift worden toegestuurd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap, Postbus 4, 9560 AA TER APEL.
Stelt de burgemeester/de Minister van Buitenlandse Zaken een verzoek om naturalisatie buiten behandeling, dan brengt hij geen advies uit aan Onze Minister. Zowel als de verzoeker bezwaar aantekent tegen de buitenbehandelingstelling, als wanneer de verzoeker dat niet doet, stuurt de burgemeester/de Minister van Buitenlandse Zaken altijd het naturalisatiedossier aan de IND.
De afdracht van naturalisatiegelden alsmede het indienen van verzoeken tot vergoeding van leges waarvoor ontheffing is verleend door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post in het buitenland geschiedt via de Minister van Buitenlandse Zaken aan Onze Minister.
De gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post behoudt per enkelvoudig verzoek om naturalisatie € 200, ongeacht of betrokkene het standaard of het verlaagde tarief betaalt. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen, wordt afgedragen aan Onze Minister (€ 745 bij standaard tarief en € 503 bij verlaagd tarief).
Bij een gemeenschappelijk verzoek of een gelijktijdig verzoek om naturalisatie van meerdere kinderen binnen één gezin behoudt de gemeente € 342 eveneens ongeacht of het standaard of het verlaagde tarief is betaald. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen wordt afgedragen aan Onze Minister (€ 864 bij het standaard tarief en € 623 bij het verlaagd tarief). In het geval van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN behoudt de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post € 22 per kind. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen (€ 117) wordt afgedragen aan Onze Minister. Als de verzoeker tijdens de naturalisatieprocedure verhuist, behoudt de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post die de leges geïnd heeft het gemeentelijk/consulair deel van de leges en draagt zorg voor de afdracht van het resterende bedrag.
§ 4. Afdracht naturalisatiegelden
De in het kader van het afleggen van een optieverklaring ontvangen gelden behoeven niet te worden afgedragen. De behandeling van en de beslissing op de optieverklaring liggen immers geheel in handen van de ontvangende instantie.
Artikel 8 BON bepaalt dat een gedeelte van de ontvangen naturalisatiegelden moet worden afgedragen aan de Rijksoverheid. Gemeenten in Europees Nederland dragen rechtstreeks af aan Onze Minister.
Tevens regelt artikel 8 BON de hoogte van het bedrag dat de gemeente behoudt en op welke wijze de afdracht aan de IND geschiedt. Bij de afdracht stuurt de gemeente aan de IND tevens een lijst met de namen van personen die een verzoek om naturalisatie hebben ingediend. Over de wijze van afdracht van de ontvangen naturalisatiegelden door de gemeente aan de IND worden gemeenten nader geïnformeerd met een brief van de Directie Bedrijfsvoering van de IND.
De afdracht van naturalisatiegelden alsmede het indienen van verzoeken tot vergoeding van leges waarvoor ontheffing is verleend door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post in het buitenland geschiedt via de Minister van Buitenlandse Zaken aan Onze Minister.
De gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post behoudt per enkelvoudig verzoek om naturalisatie € 217, ongeacht of betrokkene het standaard of het verlaagde tarief betaalt. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen, wordt afgedragen aan Onze Minister (€ 806 bij standaard tarief en € 543 bij verlaagd tarief).
Bij een gemeenschappelijk verzoek of een gelijktijdig verzoek om naturalisatie van meerdere kinderen binnen één gezin behoudt de gemeente € 370 eveneens ongeacht of het standaard of het verlaagde tarief is betaald. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen wordt afgedragen aan Onze Minister (€ 935 bij het standaard tarief en € 674 bij het verlaagd tarief). In het geval van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN behoudt de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post € 24 per kind. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen (€ 127) wordt afgedragen aan Onze Minister. Als de verzoeker tijdens de naturalisatieprocedure verhuist, behoudt de gemeente/het hoofd van de Nederlandse diplomatieke en consulaire post die de leges geïnd heeft het gemeentelijk/consulair deel van de leges en draagt zorg voor de afdracht van het resterende bedrag.
Vanaf 1 januari 2024 gelden de volgende afdrachtbedragen en afdrachtcodes:
Tariefgroep | af te dragen bedrag | afdrachtcode |
---|---|---|
optie; enkelvoudig | nvt | nvt |
optie; gemeenschappelijk | nvt | nvt |
optie; medeopterende minderjarige | nvt | nvt |
naturalisatie; enkelvoudig; standaard | € 806 | 240 |
naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd | € 543 | 241 |
naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard | € 935 | 243 |
naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd | € 674 | 244 |
naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige | € 127 | 245 |
Mocht er sprake zijn van een ontheffing van de naturalisatiegelden (artikel 8, tweede lid, BON) zal de vergoeding aan de afdrachtplichtige instantie worden meegenomen in de factuur met betrekking tot de afdracht van de leges. Als het verzoek door de IND wordt gehonoreerd, ontvangt de afdrachtplichtige instantie een bedrag van € 217 voor een enkelvoudig verzoek en € 370 voor een gemeenschappelijk verzoek.
Vanaf 1 januari 2024 gelden voor ontheffing van de naturalisatiegelden de volgende bedragen en codes:
Tariefgroep | Te ontvangen | afdrachtcode |
---|---|---|
Naturalisatie enkelvoudig | € 217 | 246 |
Naturalisatie gemeenschappelijk | € 370 | 247 |
13-2. Toelichting ad artikel 13, tweede lid
Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het bewijs van toelating tot één van de landen van het Koninkrijk.
Aan deze bepaling is uitvoering gegeven met het Besluit bericht omtrent toelating (BOT).