Einde inhoudsopgave
Wet inzake bloedvoorziening
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
Het kamerstuknummer is gepubliceerd als 34929.
- Bronpublicatie:
03-10-2018, Stb. 2018, 356 (uitgifte: 23-10-2018, kamerstukken: 34923)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2018, Stb. 2018, 454 (uitgifte: 11-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
1.
Het is verboden tussenproducten af te leveren aan anderen dan:
- a.
de Bloedvoorzieningsorganisatie;
- b.
personen, rechtspersonen daaronder begrepen, die in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
- c.
rechtspersonen die producten niet gebruiken voor toediening aan de mens;
- d.
door Onze Minister aangewezen andere personen, rechtspersonen daaronder begrepen.
2.
Aflevering als bedoeld in het eerste lid, onder b, mag slechts geschieden voorzover de tussenproducten zijn bereid uit plasma van vrijwillige donoren aan wie ten hoogste een vergoeding is gegeven als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en het bloed dat is gebruikt voor de bereiding ervan, is onderzocht op de aanwezigheid van via bloed of bloedplasma overdraagbare ziekteverwekkers, kwalitatief overeenkomende met de werkwijze zoals die in Nederland wordt gehanteerd.
3.
Onze Minister wijst slechts de personen aan, bedoeld in het eerste lid, onder d, indien naar zijn oordeel het belang van een doelmatige voorziening in de behoefte aan bloedproducten daardoor niet wordt geschaad, dan wel een bijzondere omstandigheid daartoe aanleiding geeft. Artikel 3, derde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.