Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/869 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013
Artikel 7 ‘Prioriteitsstatus’ van projecten op de Unielijst
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2024
- Bronpublicatie:
24-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1991 (uitgifte: 29-07-2024, regelingnummer: 2024/12024/1991991)
- Inwerkingtreding
18-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1991 (uitgifte: 29-07-2024, regelingnummer: 2024/12024/1991991)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
Milieurecht / Energie
Energierecht / Algemeen
Energierecht / Distributie
1.
Met de vaststelling van de Unielijst wordt met het oog op eventueel te nemen besluiten in het vergunningverleningsproces de noodzaak van projecten op de Unielijst vanuit het oogpunt van het energiebeleid en het klimaat aangetoond, ongeacht de exacte locatie of route van het project of de bij het project gebruikte technologie.
Dit lid is niet van toepassing op concurrerende projecten, noch op projecten die nog onvoldoende rijp zijn voor een projectspecifieke kosten-batenanalyse als bedoeld in bijlage III, afdeling 2, punt 1), d).
2.
Om een efficiënte administratieve afhandeling van de aanvraagdossiers met betrekking tot projecten op de Unielijst zeker te stellen, zorgen projectontwikkelaars en alle betrokken instanties ervoor dat deze dossiers zo snel mogelijk worden behandeld overeenkomstig het Unie- en het nationale recht.
3.
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van het Unierecht krijgen projecten op de Unielijst de hoogst mogelijke nationale status, indien het nationale recht in een dergelijke status voorziet, en worden zij als zodanig behandeld bij de ruimtelijke ordening, voor zover het nationale recht daarin voorziet, en bij de vergunningverleningsprocessen, inclusief de processen met betrekking tot milieubeoordelingen, op de wijze waarop het voor het desbetreffende type energie-infrastructuur geldende nationale recht in een dergelijke behandeling voorziet.
4.
Alle procedures voor geschillenbeslechting, beroepsprocedures, bezwaarschriften en rechtsmiddelen in verband met projecten op de Unielijst voor een nationale rechterlijke instantie, gerecht of kamer, met inbegrip van bemiddeling of arbitrage, indien het nationale recht daarin voorziet, worden als urgent behandeld, indien en voor zover het nationale recht in dergelijke urgentieprocedures voorziet.
5.
De lidstaten beoordelen met inachtneming van de bestaande richtsnoeren van de Commissie voor het stroomlijnen van de milieubeoordelingsprocedures voor projecten op de Unielijst, welke wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen noodzakelijk zijn om de milieubeoordelingsprocedures te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat deze coherent worden toegepast, en zij stellen de Commissie van het resultaat van die beoordeling in kennis.
6.
Uiterlijk op 24 maart 2023 nemen de lidstaten de niet-wetgevingsmaatregelen die zij uit hoofde van lid 5 hebben vastgesteld.
7.
Uiterlijk op 24 juni 2023 nemen de lidstaten de wetgevingsmaatregelen die zij uit hoofde van lid 5 hebben vastgesteld. Deze wetgevingsmaatregelen laten de verplichtingen uit hoofde van het Unierecht onverlet.
8.
Met betrekking tot de in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG alsook artikel 4, leden 14 en 15, en artikel 5, leden 11 en 12, van Verordening (EU) 2024/1991 van het Europees Parlement en de Raad (1) bedoelde milieueffecten gelden projecten op de Unielijst, mits aan alle in die richtlijnen en die verordening uiteengezette voorwaarden wordt voldaan, vanuit het oogpunt van het energiebeleid als projecten van openbaar belang, en kan worden gesteld dat hierbij sprake is van een groot openbaar belang.
Indien het advies van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG vereist is, zien de Commissie en de in artikel 9 van deze verordening bedoelde nationale bevoegde instantie erop toe dat het besluit betreffende het dwingend openbaar belang van een project wordt genomen binnen de in artikel 10, leden 1 en 2, van deze verordening vastgestelde termijnen.
Dit lid is niet van toepassing op concurrerende projecten, noch op projecten die nog onvoldoende rijp zijn voor een projectspecifieke kosten-batenanalyse als bedoeld in bijlage III, afdeling 2, punt 1), d).
Voetnoten
Verordening (EU) 2024/1991 van 24 juni 2024 van het Europees Parlement en de Raad betreffende natuurherstel en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/869 (PB L, 2024/1991, 29.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/ 1991/oj).