Einde inhoudsopgave
Wet lokaal spoor
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Gedeputeerde staten dragen zorg voor de aanleg en het beheer van de lokale spoorweginfrastructuur in het gebied van de provincie voor zover die infrastructuur niet is gelegen in het gebied van de plusregio.
2.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de aanleg en het beheer van de lokale spoorweginfrastructuur, voor zover die gelegen is in het gebied van de plusregio.
3.
Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur kunnen hun bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 9, tweede lid, 10, derde lid, 11, 17, derde lid, 18, 20, vierde lid, 21, tweede, derde en vierde lid, 22, tweede lid, 24, eerste lid, 32, tweede en vijfde lid, 33, derde lid, 34, eerste en zesde lid, en 35, tweede lid, overdragen aan het college van burgemeester en wethouders van een van de in het gebied van die provincie of plusregio liggende gemeenten.
4.
Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheid, bedoeld in artikel 12, overdragen aan het college van burgemeester en wethouders van een van de in het krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen gebied liggende gemeenten.