Einde inhoudsopgave
Wet lokaal spoor
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2015
- Bronpublicatie:
10-07-2013, Stb. 2013, 528 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33324)
- Inwerkingtreding
01-12-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2013, Stb. 2013, 528 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken: 33324)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Het is verboden om lokale spoorweginfrastructuur in dienst te stellen zonder dat daarvoor een vergunning voor indienststelling is verleend door gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur.
2.
Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur verlenen de vergunning, bedoeld in het eerste lid, indien de lokale spoorweginfrastructuur voldoet aan de artikelen 5 en 6, eerste lid.
3.
Bij de aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt een schriftelijke verklaring van de toezichthouder overlegd waarin is beschreven in hoeverre de lokale spoorweginfrastructuur voldoet aan de artikelen 5 en 6, eerste lid.
4.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van de veiligheid op en in de directe nabijheid van de lokale spoorweg.
5.
De beheerder levert ten behoeve van de verklaring, bedoeld in het derde lid, aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur en aan de toezichthouder een informatiedossier aan waarin de technische specificaties van de lokale spoorweginfrastructuur worden beschreven en gedocumenteerd en waaruit blijkt dat de lokale spoorweginfrastructuur voldoet aan de artikelen 5 en 6, eerste lid.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de schriftelijke verklaring, bedoeld in het derde lid en het informatiedossier, bedoeld in het vijfde lid.
7.
Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vierde lid.