Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hong Kong van de Volksrepubliek China inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 6 Uitvoering van verzoeken
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2003
- Bronpublicatie:
26-08-2002, Trb. 2002, 175 (uitgifte: 14-10-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2003, Trb. 2003, 175 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Strafprocesrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een verzoek wordt onverwijld uitgevoerd met inachtneming van de in het verzoek vermelde termijn. Indien echter omstandigheden inwilliging binnen de termijn onmogelijk maken of naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke vertraging in de uitvoering van het verzoek zullen veroorzaken, stelt de aangezochte Partij de verzoekende Partij hiervan onverwijld op de hoogte.
2.
Een verzoek wordt uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in dit Verdrag, het recht van de aangezochte Partij en met de uitdrukkelijk in het verzoek vermelde formaliteiten en procedures, tenzij deze onverenigbaar zijn met het recht van die Partij.
3.
Indien de verzoekende Partij hierom uitdrukkelijk verzoekt, stelt de centrale autoriteit van de aangezochte Partij haar in kennis van de datum en plaats van uitvoering van het verzoek.
4.
Onverminderd artikel 10, derde lid, neemt de aangezochte Partij een verzoek van de verzoekende Partij inhoudende dat de betrokken autoriteiten en belanghebbenden alsmede hun wettelijke vertegenwoordigers bij de uitvoering van een verzoek aanwezig mogen zijn, welwillend in overweging.
5.
De aangezochte Partij kan de rechtshulp uitstellen indien de uitvoering van het verzoek een lopend onderzoek of lopende strafvervolging in de aangezochte Partij zou doorkruisen.
6.
Voordat de rechtshulp wordt geweigerd of uitgesteld, stelt de aangezochte Partij de verzoekende Partij onverwijld in kennis van de redenen van de voorgenomen weigering of het voorgenomen uitstel en pleegt zij overleg met die Partij teneinde vast te stellen of rechtshulp kan worden verleend onder de door de aangezochte Partij noodzakelijk geachte voorwaarden.
7.
De aangezochte Partij stelt de verzoekende Partij schriftelijk in kennis van een besluit tot weigering van rechtshulp en van de redenen hiervoor.