Einde inhoudsopgave
Drinkwaterregeling
Artikel 10a Meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en voor collectieve leidingnetten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Waterrecht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Mededingingsrecht / Toezicht en handhaving
1.
De eigenaar van een kleine collectieve watervoorziening, van een zeer kleine collectieve watervoorziening die niet valt onder de vrijstelling, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van het besluit, of van een collectief leidingnet, beschikt over een daarop betrekking hebbend meetprogramma dat voldoet aan de van toepassing zijnde tabel of tabellen in bijlage 3 en dat bestaat uit het nemen en analyseren van verschillende watermonsters of het verrichten van metingen die in het kader van een doorlopend proces van controle worden geregistreerd. De eigenaar evalueert voortdurend het meetprogramma en past het aan naar aanleiding van de evaluatie of voorafgaand aan wijzigingen in de feitelijke situatie.
2.
In de risicobeoordeling wordt in ieder geval rekening gehouden met de monitoringsprogramma’s en de resultaten daarvan, die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 10.14b tot en met 10.14g van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
3.
De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderzoekt het water in de frequentie en op de plaatsen zoals aangegeven is in het meetprogramma en met inachtneming van het vierde tot en met zesde lid.
4.
Indien en voor zolang de eigenaar niet beschikt over een meetprogramma dat in overeenstemming is met het eerste lid of niet beschikt over een goedgekeurd meetprogramma, verricht hij metingen overeenkomstig de van toepassing zijnde tabel of tabellen in bijlage 3.
5.
Voor micro-organismen, parasieten en stoffen die niet zijn genoemd in tabel I, II of III van bijlage A bij het besluit, verricht de eigenaar van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet als bedoeld in het eerste lid metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.
6.
De toezichthouder kan bepalen dat door hem aangegeven parameters, genoemd in de van toepassing zijnde tabel of tabellen van bijlage 3, frequenter worden onderzocht dan in die bijlage is aangegeven. Tevens kan hij bepalen dat andere dan de in bijlage 3 genoemde, door hem aangegeven parameters, onderzocht worden in een door hem aangegeven frequentie, indien dat naar zijn oordeel van belang is voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de kwaliteit van het water.
7.
Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet of van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, uitsluitend voor zover daarmee, berekend over een kalenderjaar, per dag gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater, onderscheidenlijk minder dan 10 m3 warm tapwater, wordt gedistribueerd. Het eerste tot en met zesde lid is evenmin van toepassing op de eigenaar van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, niet zijnde een wijkwarmtapwatervoorziening.