Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit kinderopvang
Artikel 13 Veiligheid en gezondheid
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2018
- Bronpublicatie:
25-01-2018, Stb. 2018, 15 (uitgifte: 07-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-01-2018, Stb. 2018, 15 (uitgifte: 07-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Jeugdbeleid / Kinderopvang
1.
De houder heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.
2.
De houder of voorgenomen houder stelt het veiligheids- en gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit, conform artikel 5, derde lid, onder d, van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang, bij het indienen van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, van de wet, aan het college. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.
3.
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval:
- a.
een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren;
- b.
een concrete beschrijving van de risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich brengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:
- 1°
de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen;
- 2°
de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen, en
- 3°
het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen;
- c.
een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen teneinde de onder b genoemde risico’s in te perken en de handelswijze indien deze risico’s zich verwezenlijken;
- d.
een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve geen risico’s vormen als bedoeld onder b;
- e.
een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders, en
- f.
indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er op grond van artikel 16, vijfde en zesde lid, slechts een beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is.
4.
De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld aan deze kwalificatie.