Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 514/2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing
Artikel 54 Uitvoeringsverslagen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2022
- Bronpublicatie:
06-04-2022, PbEU 2022, L 112 (uitgifte: 11-04-2022, regelingnummer: 2022/585)
- Inwerkingtreding
01-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2022, PbEU 2022, L 112 (uitgifte: 11-04-2022, regelingnummer: 2022/585)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Financiering
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De verantwoordelijke instantie dient uiterlijk op 31 maart 2016 en vervolgens uiterlijk op 31 maart van elk volgend jaar tot en met 2023 bij de Commissie een jaarverslag in over de uitvoering van elk nationaal programma in het voorafgaande jaar en mag die informatie op het passende niveau publiceren. Het in 2016 in te dienen verslag heeft betrekking op de begrotingsjaren 2014 en 2015. Uiterlijk op 31 december 2024 dienen de lidstaten een eindverslag in over de uitvoering van de nationale programma’s.
2.
In de jaarverslagen over de uitvoering wordt informatie gegeven over:
- a)
de uitvoering van de nationale programma's onder verwijzing naar de financiële gegevens en de indicatoren;
- b)
alle significante kwesties die van invloed zijn op de resultaten van het nationale programma.
3.
In het licht van de in artikel 15 bedoelde tussentijdse evaluatie omvat het jaarverslag over de uitvoering dat in 2017 wordt ingediend, een uiteenzetting en beoordeling van:
- a)
de in lid 2 bedoelde informatie;
- b)
de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de nationale programma's die met de bijdrage uit de begroting van de Unie worden nagestreefd;
- c)
de betrokkenheid van relevante partners zoals bedoeld in artikel 12.
4.
Het jaarverslag over de uitvoering dat in 2020 wordt ingediend en het eindverslag over de uitvoering omvatten naast de in lid 2 bedoelde informatie en beoordeling, ook informatie over en een beoordeling van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het nationale programma, rekening houdend met de resultaten van de in artikel 13, lid 1, bedoelde beleidsdialoog.
5.
De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde jaarverslagen over de uitvoering zijn ontvankelijk als zij alle in die leden voorgeschreven informatie bevatten. Wanneer de Commissie een jaarverslag over de uitvoering ontvangt dat niet ontvankelijk is, deelt zij dit binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst aan de betrokken lidstaat mee, anders wordt het verslag ontvankelijk geacht.
6.
De Commissie deelt de betrokken lidstaat binnen twee maanden na ontvangst van het jaarverslag over de uitvoering haar opmerkingen over dat verslag mee. Wanneer de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.
7.
De Commissie kan opmerkingen maken over punten in het jaarlijkse uitvoeringsverslag van de verantwoordelijke autoriteit die de uitvoering van het nationale programma beïnvloeden. De verantwoordelijke autoriteit verstrekt de nodige informatie in verband met eventueel gemaakte opmerkingen, en brengt de in voorkomend geval getroffen maatregelen ter kennis van de Commissie. De Commissie wordt uiterlijk binnen drie maanden volgend op de datum waarop dergelijke opmerkingen zijn gemaakt, in kennis gesteld.
8.
De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, de modellen vast volgens dewelke de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering moeten worden opgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 59, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.