Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 2.10
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2015
- Bronpublicatie:
13-07-2015, Stcrt. 2015, 20705 (uitgifte: 17-07-2015, regelingnummer: 666060)
- Inwerkingtreding
20-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2015, Stcrt. 2015, 20705 (uitgifte: 17-07-2015, regelingnummer: 666060)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De ambtenaren, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onder a en b, dan wel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, zijn bevoegd een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel terugkeervisum in te trekken dan wel te annuleren op de gronden en in de gevallen, bedoeld in artikel 2m, derde en vierde lid, van de Wet.
2.
De ambtenaren belast met de grensbewaking zijn bevoegd de vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd, de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet, op te leggen dan wel deze in overeenstemming met artikel 6a van de Wet voort te zetten.
3.
De bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voort te zetten in overeenstemming met artikel 6a van de Wet.
4.
De oplegging of opheffing van de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet, met toepassing van artikel 6, zesde lid, van de Wet vindt plaats door de bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.