Einde inhoudsopgave
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.50 Bepaling van het chloroformgehalte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De bepaling van het chloroformgehalte van een leverantie boerderijmelk door de ontvanger van boerderijmelk geschiedt met een methode die berust op het verwarmen van een hoeveelheid monster in een afgesloten flesje met een septum. Aansluitend wordt een deel van de bovenstaande gasfase in een gaschromatograaf geïnjecteerd. Na scheiding van de gehalogeneerde koolwaterstoffen vindt detectie plaats middels een EC-detector en wordt het chloroformgehalte met behulp van een kalibratiecurve gekwantificeerd. Het gemeten gehalte wordt vervolgens gecombineerd met het overeenkomstig artikel 2.35 vastgestelde vetgehalte van het monster.
2.
Het chloroformgehalte wordt uitgedrukt in milligram chloroform per kilogram vet.
3.
Bij een vetgehalte van 4,5% en een chloroformgehalte van 0,2 mg per kg vet is de herhaalbaarheid van de meting kleiner dan 0,02 mg per kg vet.