Einde inhoudsopgave
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 30 Uitwisseling van informatie inzake dienstverrichter
Geldend
Geldend vanaf 26-08-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Inwerkingtreding
26-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland waar een migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland is gevestigd tijdelijk en incidenteel diensten gaat verrichten op diens verzoek en indien het verzoek deugdelijk is gemotiveerd:
- a.
in geval van gegronde twijfel, informatie over de migrerende beroepsbeoefenaar inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening;
- b.
informatie over opleidingscursussen van de migrerende beroepsbeoefenaar voor zover noodzakelijk om wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen beschadigen te beoordelen.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, zijn de artikelen 34, tweede tot en met vierde lid, 34a en 34b van overeenkomstige toepassing.
3.
Onze Minister die het aangaat kan een bevoegde autoriteit uit een andere betrokken staat van vestiging van een dienstverrichter die in Nederland tijdelijk en incidenteel diensten wenst te verrichten verzoeken, mits deugdelijk gemotiveerd, om:
- a.
in geval van gegronde twijfel, informatie over de dienstverrichter inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening;
- b.
informatie over opleidingscursussen van de dienstverrichter voor zover noodzakelijk om wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen beschadigen te beoordelen.
4.
De verstrekking, bedoeld in het eerste lid, alsmede het verzoek, bedoeld in het derde lid, geschiedt via het IMI.
5.
Indien een verzoek als bedoeld in het derde lid een beroep betreft dat in de andere betrokken staat niet gereglementeerd is, kan dat verzoek in plaats van aan een bevoegde autoriteit van de andere betrokken staat, worden gericht aan een assistentiecentrum als bedoeld in artikel 57 ter van de richtlijn van die andere betrokken staat.