Einde inhoudsopgave
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 34 Uitwisseling van informatie voor beoordeling rechtmatigheid
Geldend
Geldend vanaf 26-08-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Inwerkingtreding
26-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, Stb. 2021, 400 (uitgifte: 25-08-2021, kamerstukken: 35726)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onze Minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland op diens verzoek en mits het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, informatie over tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere specifieke ernstige feiten ten aanzien van een migrerende beroepsbeoefenaar, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van de richtlijn.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt, voor zover het strafrechtelijke sancties betreft, een verklaring omtrent het gedrag aangemerkt als informatie omtrent strafrechtelijke sancties.
3.
In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van een migrerende beroepsbeoefenaar ingediend door een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland.
4.
Een aanvraag als bedoeld in het derde lid wordt, in afwijking van artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
5.
Onze Minister die het aangaat kan bij een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland informatie opvragen over tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere ernstige feiten ten aanzien van migrerende beroepsbeoefenaars, voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van deze wet en mits het verzoek om informatie deugdelijk is gemotiveerd.
6.
Onze Minister die het aangaat verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, via het IMI.