Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 717/2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector
Aanhef
Geldend
Geldend van 01-07-2014 tot 01-01-2030
- Bronpublicatie:
27-06-2014, PbEU 2014, L 190 (uitgifte: 28-06-2014, regelingnummer: 717/2014)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-04-2014, PbEU 2014, L 190 (uitgifte: 28-06-2014, regelingnummer: 717/2014)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
Verordening van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1),
Na bekendmaking van een ontwerp van deze verordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overheidsfinanciering die aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet, vormt staatssteun en moet krachtens artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. Op grond van artikel 109 van het Verdrag kan de Raad evenwel bepalen welke soorten steunmaatregelen van die aanmeldingsverplichting zijn vrijgesteld. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen betreffende die soorten staatssteun vaststellen. Bij Verordening (EG) nr. 994/98 heeft de Raad overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag besloten dat de-minimissteun een van die soorten kan zijn. Op basis daarvan wordt de-minimissteun, d.w.z. aan één onderneming over een bepaalde periode toegekende steun die een bepaald vastgesteld bedrag niet overschrijdt, geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en valt deze steun bijgevolg niet onder de aanmeldingsprocedure.
- (2)
In talrijke besluiten heeft de Commissie het begrip ‘steun’ in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag verduidelijkt. De Commissie heeft ook haar beleid met betrekking tot een de-minimisplafond beneden hetwelk artikel 107, lid 1, van het Verdrag kan worden geacht niet van toepassing te zijn, uiteengezet, eerst in haar mededeling inzake de-minimissteun (3) en vervolgens in de Verordeningen (EG) nr. 69/2001(4) en (EG) nr. 1998/2006(5) van de Commissie. Gelet op de bijzondere voorschriften die in de visserij- en aquacultuursector van toepassing zijn, en gezien het risico dat zelfs lage steunniveaus aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag kunnen voldoen, werd de visserij- en aquacultuursector uit de werkingssfeer van die verordeningen gesloten. De Commissie heeft reeds een aantal verordeningen met voorschriften inzake de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector vastgesteld; de recentste daarvan is Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie (6). Op grond van die verordening wordt de totale de-minimissteun die wordt toegekend aan één onderneming die in de visserijsector actief is, beschouwd als steun die niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag voldoet indien over een periode van drie belastingjaren de steun per begunstigde niet meer bedraagt dan 30 000 EUR en het voor elke lidstaat vastgestelde cumulatieve bedrag ten belope van 2,5 % van de waarde van de jaarlijkse productie van de visserijsector niet wordt overschreden. In het licht van de ervaring die bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 875/2007 is opgedaan, is het passend een aantal van de in die verordening vastgestelde voorwaarden te herzien en die verordening te vervangen.
- (3)
Het is passend het plafond van 30 000 EUR voor het bedrag aan de-minimissteun dat één onderneming gedurende een periode van drie jaar per lidstaat mag ontvangen, te behouden. Dat plafond blijft nog steeds noodzakelijk om te garanderen dat maatregelen die onder deze verordening vallen, kunnen worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen wanneer het totale steunbedrag dat over een periode van drie jaar aan alle ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector wordt verleend, lager is dan het per lidstaat vastgestelde cumulatieve bedrag ten belope van 2,5 % van de jaarlijkse omzet in de visserijsector, d.w.z. de omzet van de vangst-, verwerkings- en aquacultuuractiviteiten (het nationale maximum).
- (4)
Een onderneming is, voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag, elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd (7). Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald dat alle entiteiten die (juridisch of feitelijk) onder de zeggenschap staan van dezelfde entiteit, als één onderneming dienen te worden beschouwd (8). Met het oog op rechtszekerheid en om de administratieve rompslomp te verlichten moet in deze verordening een uitputtende lijst van duidelijke criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer twee of meer ondernemingen in dezelfde lidstaat als één onderneming moeten worden beschouwd. De Commissie heeft uit de vaststaande criteria voor het definiëren van ‘verbonden ondernemingen’ die zijn opgenomen in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (hierna ‘kmo's’ genoemd) van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (9) en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie (10), de criteria gekozen die zinvol zijn voor de toepassing van deze verordening. De criteria, waarmee de overheidsinstanties reeds vertrouwd zijn, moeten, gelet op het toepassingsgebied van deze verordening, van toepassing zijn op zowel kmo's als grote ondernemingen. Die criteria moeten garanderen dat een groep verbonden ondernemingen voor de toepassing van de de-minimisregel als één enkele onderneming wordt beschouwd, maar dat ondernemingen die geen banden met elkaar onderhouden tenzij dat elk van hen een rechtstreekse band met dezelfde overheidsinstantie of -instanties heeft, niet als onderling verbonden worden behandeld. Zo wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van ondernemingen die onder de zeggenschap van dezelfde overheidsinstantie of -instanties staan, maar een zelfstandige beslissingsbevoegdheid kunnen hebben.
- (5)
Gezien de werkingssfeer van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de definitie van visserij- en aquacultuursector die in artikel 5, onder d), van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) is vastgesteld, moet deze verordening van toepassing zijn op ondernemingen die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten.
- (6)
Het is een algemeen beginsel dat geen steun mag worden verleend in omstandigheden waarin de Uniewetgeving, en in het bijzonder de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, niet worden nageleefd. Dit beginsel geldt ook voor de-minimissteun.
- (7)
Gezien de noodzaak te zorgen voor samenhang met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, dienen met name steun voor de aankoop van vissersvaartuigen, steun voor de modernisering of de vervanging van de hoofd- of hulpmotoren van vissersvaartuigen of enige andere steun voor concrete acties die niet in aanmerking komen krachtens Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12), van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten.
- (8)
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verklaard dat de lidstaten zich, zodra de Unie een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, moeten onthouden van elke maatregel die daarvan zou afwijken of er inbreuk op zou maken (13). Dit beginsel geldt ook voor de visserij- en aquacultuursector. Daarom mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de afgenomen of op de markt gebrachte producten. Evenmin mag zij van toepassing zijn op steun waaraan de verplichting is gekoppeld om deze met primaire producenten te delen.
- (9)
Deze verordening mag niet van toepassing zijn op exportsteun of steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten. Met name mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun ter financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet in andere lidstaten of in derde landen. Steun voor de financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt in een andere lidstaat of een derde land te introduceren, is in de regel geen exportsteun.
- (10)
Wanneer een onderneming actief is in de visserij- en aquacultuursector en ook actief is in andere sectoren of andere activiteiten verricht die onder Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (14) vallen, moet die verordening van toepassing zijn op steun die voor die andere sectoren of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de activiteiten in de visserij- en aquacultuursector geen overeenkomstig die verordening verleende de-minimissteun genieten.
- (11)
Wanneer een onderneming zowel in de visserij- en aquacultuursector als in de sector van de primaire productie van landbouwproducten actief is, moet deze verordening van toepassing zijn op steun die voor de eerstgenoemde sector of activiteiten wordt verleend, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de primaire productie van landbouwproducten geen overeenkomstig deze verordening verleende de-minimissteun geniet.
- (12)
Bij deze verordening moeten regels worden vastgesteld die garanderen dat de maximale steunintensiteiten die in specifieke verordeningen of in besluiten van de Commissie zijn vastgesteld, niet kunnen worden omzeild. In deze verordening moeten ook duidelijke, gemakkelijk toepasbare regels inzake cumulering worden opgenomen.
- (13)
De voor de toepassing van deze verordening in aanmerking te nemen periode van drie jaar moet op voortschrijdende grondslag worden beoordeeld, zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren aan de-minimissteun verleende bedrag in aanmerking wordt genomen.
- (14)
Deze verordening sluit niet de mogelijkheid uit dat een maatregel misschien op andere gronden dan die welke in deze verordening worden vastgesteld, niet als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag wordt beschouwd, bijvoorbeeld omdat de maatregel voldoet aan het beginsel van de marktdeelnemer in een markteconomie of omdat met de maatregel geen overdracht van staatsmiddelen gemoeid is. Met name vormt centraal door de Commissie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaat staat, geen staatssteun en hoeft die niet in aanmerking te worden genomen wanneer wordt bepaald of het desbetreffende plafond of het nationale maximum in acht wordt genomen.
- (15)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en een doelmatige monitoring mag deze verordening slechts van toepassing zijn op de-minimissteun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (‘transparante steun’). Deze precieze berekening kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd voor subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een maximum geldt, of voor andere instrumenten die in een maximum voorzien dat garandeert dat het betrokken plafond niet wordt overschreden. De vaststelling van een maximum betekent dat de lidstaat, zolang het precieze steunbedrag niet of nog niet bekend is, moet aannemen dat het bedrag gelijk is aan het maximum, om te garanderen dat diverse steunmaatregelen samen het in deze verordening vastgestelde plafond niet overschrijden en om de regels inzake cumulering toe te passen.
- (16)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en correcte toepassing van het de-minimisplafond moeten alle lidstaten dezelfde berekeningsmethode toepassen. Om deze berekening te vergemakkelijken moeten steunbedragen die in een andere vorm dan een subsidie worden verleend, in brutosubsidie-equivalent worden omgerekend. Om het brutosubsidie-equivalent te berekenen voor andere soorten transparante steun dan subsidies en voor steun die in verschillende tranches wordt uitgekeerd, moeten de marktrentepercentages worden gebruikt die van toepassing zijn op het tijdstip waarop die steun wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels moeten, voor de toepassing van deze verordening, de referentiepercentages die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld(15), als marktpercentages gelden.
- (17)
Steun vervat in leningen, waaronder ook de-minimisrisicofinancieringssteun in de vorm van leningen, moet als transparante de-minimissteun worden beschouwd indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent de marktrentepercentages zijn gebruikt die van toepassing zijn op het tijdstip van de steunverlening. Om de behandeling van kleine, kortlopende leningen te vereenvoudigen moet in deze verordening een duidelijke regel worden opgenomen die gemakkelijk kan worden toegepast en rekening houdt met zowel het bedrag als de looptijd van de lening. Op basis van de ervaring van de Commissie kunnen leningen die zijn afgedekt door zekerheden ten belope van ten minste 50 % van het leningbedrag en die ten hoogste betrekking hebben op ofwel 150 000 EUR en een looptijd van vijf jaar ofwel 75 000 EUR en een looptijd van tien jaar, worden beschouwd als leningen met een brutosubsidie-equivalent dat het de-minimisplafond niet overschrijdt. Gelet op de moeilijkheden die zijn verbonden aan het bepalen van het brutosubsidie-equivalent van steun die wordt verleend aan ondernemingen die wellicht niet in staat zijn de lening terug te betalen, mag deze regel niet op die ondernemingen van toepassing zijn.
- (18)
Steun vervat in kapitaalinjecties mag niet worden geacht transparante de-minimissteun te zijn tenzij het totale door de overheid ingebrachte bedrag het de-minimisplafond niet overschrijdt. Steun vervat in risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal, als bedoeld in de richtsnoeren inzake risicofinanciering (16), mag niet worden geacht transparante de-minimissteun te zijn tenzij het met de betrokken maatregel verstrekte kapitaal het de-minimisplafond niet overschrijdt.
- (19)
Steun vervat in garanties, waaronder ook de-minimisrisicofinancieringssteun in de vorm van garanties, moet als transparant worden beschouwd indien het brutosubsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die voor het betrokken soort onderneming in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld (17). Om de behandeling van kortlopende garanties ten behoeve van maximaal 80 % van een betrekkelijk kleine lening te vereenvoudigen, moet deze verordening voorzien in een duidelijke regel, die gemakkelijk kan worden toegepast en rekening houdt met zowel het bedrag als de looptijd van de garantie. Deze regel mag niet gelden voor garanties voor onderliggende transacties niet zijnde een lening, zoals garanties voor eigen-vermogenstransacties. Wanneer de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt, het garantiebedrag niet groter is dan 225 000 EUR en de garantie een looptijd van ten hoogste vijf jaar heeft, kan de garantie worden beschouwd als een garantie met een brutosubsidie-equivalent dat het de-minimisplafond niet overschrijdt. Hetzelfde geldt indien de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt, het garantiebedrag niet groter is dan 112 500 EUR en de garantie een looptijd van ten hoogste tien jaar heeft. Daarnaast kunnen de lidstaten voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van garanties een methode gebruiken die bij de Commissie is aangemeld op grond van een andere op dat tijdstip toepasselijke verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, en door de Commissie is goedgekeurd als in overeenstemming met de garantiemededeling of een mededeling ter vervanging daarvan, mits de goedgekeurde methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn. Gelet op de moeilijkheden die zijn verbonden aan het bepalen van het brutosubsidie-equivalent van steun die wordt verleend aan ondernemingen die wellicht niet in staat zijn de lening terug te betalen, dient deze regel niet op die ondernemingen van toepassing te zijn.
- (20)
Als een de-minimissteunregeling via financiële intermediairs wordt uitgevoerd, moet erop worden toegezien dat de laatstgenoemden geen staatssteun ontvangen. Dit kan bijvoorbeeld door te eisen dat financiële intermediairs die een staatsgarantie genieten, een marktconforme premie betalen of elk voordeel volledig aan de eindbegunstigden doorberekenen of door het de-minimisplafond en andere voorwaarden van deze verordening ook op het niveau van de intermediairs in acht te nemen.
- (21)
Bij aanmelding door een lidstaat kan de Commissie nagaan of een maatregel die geen subsidie, lening, garantie, kapitaalinjectie of risicofinancieringsmaatregel in de vorm van een investering in aandelenkapitaal of hybride kapitaal is, een brutosubsidie-equivalent oplevert dat het de-minimisplafond niet overschrijdt, en dus onder het toepassingsgebied van deze verordening kan vallen.
- (22)
Het is de plicht van de Commissie erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en de lidstaten moeten, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde samenwerkingsbeginsel, de vervulling van deze taak vergemakkelijken door de nodige instrumenten uit te werken om te waarborgen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat in het kader van de de-minimisregel aan één onderneming wordt verleend, het totale toelaatbare plafond niet overschrijdt. Daartoe moeten de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun de betrokken onderneming in kennis stellen van het toegekende bedrag aan de-minimissteun en van het feit dat het om de-minimissteun gaat en daarbij uitdrukkelijk naar deze verordening verwijzen. De lidstaten moeten ertoe worden verplicht de verleende steun te monitoren om ervoor te zorgen dat de plafonds niet worden overschreden en de regels inzake cumulering worden nageleefd. Om aan die monitoringverplichting te voldoen moet de betrokken lidstaat, voordat hij die steun verleent, van de onderneming een verklaring krijgen over andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming gedurende het betrokken belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren heeft ontvangen. Bij wijze van alternatief moet het voor de lidstaten mogelijk zijn om aan de monitoringverplichting te voldoen door een centraal register op te zetten met volledige informatie over de verleende de-minimissteun en te controleren of door een nieuwe steunverlening het desbetreffende plafond niet wordt overschreden.
- (23)
Elke lidstaat moet zich, voordat hij nieuwe de-minimissteun verleent, ervan vergewissen dat het de-minimisplafond noch het nationale maximum in die lidstaat met de nieuwe de-minimissteun zal worden overschreden en dat aan de overige voorwaarden van deze verordening is voldaan.
- (24)
Gezien de ervaring van de Commissie en met name de frequentie waarmee het staatssteunbeleid over het algemeen moet worden herzien, moet de geldigheidsduur van deze verordening worden beperkt. Als de geldigheidsduur van deze verordening verstrijkt zonder dat deze is verlengd, moeten de lidstaten voor onder deze verordening vallende de-minimissteun kunnen beschikken over een aanpassingsperiode van zes maanden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.
PB C 92 van 29.3.2014, blz. 22.
Mededeling van de Commissie inzake de-minimissteun (PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9).
Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30).
Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5).
Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PB L 193 van 25.7.2007, blz. 6).
Arrest van 10 januari 2006, zaak C-222/04, Ministero dell'Economia e delle Finanze/Cassa di Risparmio di Firenze SpA e.a., Jurispr. 2006, blz. I-289.
Arrest van 13 juni 2002, zaak C-382/99, Nederland/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-5163.
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3).
Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
Arrest van 12 december 2002, zaak C-456/00, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-11949.
Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
Bijv. de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10).