Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 717/2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector
Artikel 3 De-minimissteun
Geldend
Geldend van 25-10-2023 tot 01-01-2030
- Bronpublicatie:
04-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2391 (uitgifte: 05-10-2023, regelingnummer: 2023/2391)
- Inwerkingtreding
25-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2391 (uitgifte: 05-10-2023, regelingnummer: 2023/2391)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
1.
2.
Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, mag niet hoger zijn dan 30 000 EUR over een periode van drie belastingjaren.
2 bis.
In afwijking van lid 2 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 40 000 EUR over een periode van drie belastingjaren, voor zover de lidstaat beschikt over een nationaal centraal register overeenkomstig artikel 6, lid 2.
3.
Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend aan ondernemingen die in de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten actief zijn, mag niet hoger zijn dan het in de bijlage vastgestelde nationale maximum.
4.
De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald.
5.
De in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De periode van drie belastingjaren wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.
6.
Voor de toepassing van de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds en het in de bijlage vastgestelde nationale maximum wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun.
Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.
7.
Wanneer de in de leden 2 en 2 bis vastgestelde de-minimisplafonds of het in de bijlage vastgestelde nationale maximum door de toekenning van nieuwe de-minimisssteun zou worden overschreden, mag deze nieuwe steun niet het voordeel van deze verordening genieten.
8.
In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming het toepasselijke de-minimisplafond of het toepasselijke nationale maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig.
9.
Indien één onderneming in twee of meer afzonderlijke ondernemingen wordt opgesplitst, wordt de vóór de splitsing verleende de-minimissteun toegerekend aan de onderneming die de steun genoot; dat is in beginsel de onderneming die de activiteiten overneemt waarvoor de de-minimissteun werd gebruikt. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt de de-minimissteun evenredig toegerekend op basis van de boekwaarde van het aandelenkapitaal van de nieuwe ondernemingen op het daadwerkelijke tijdstip van de splitsing.