Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/1972 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie
Artikel 44 Colocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken
Geldend
Geldend vanaf 20-12-2018
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2018, L 321 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1972)
- Inwerkingtreding
20-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2018, L 321 (uitgifte: 17-12-2018, regelingnummer: 2018/1972)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Informatierecht / Europees informatierecht
Informatierecht / ICT
1.
Indien een exploitant krachtens het nationale recht gebruik heeft gemaakt van het recht om faciliteiten op, over of onder openbare of particuliere eigendom te installeren, of een procedure voor de onteigening of het gebruik van eigendom heeft toegepast, kunnen de bevoegde instanties colocatie en gedeeld gebruik van op die basis geïnstalleerde netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten opleggen om het milieu, de volksgezondheid of de openbare veiligheid te beschermen of om bij te dragen tot stedenbouwkundige of planologische doelstellingen.
Colocatie of gedeeld gebruik van geïnstalleerde netwerkelementen en faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom kan uitsluitend worden opgelegd als gedurende een passende periode een openbare raadpleging heeft plaatsgevonden, waarbij alle belangstellende partijen de mogelijkheid krijgen hun standpunten tot uitdrukking te brengen, en uitsluitend in de specifieke gebieden waarin dergelijk gedeeld gebruik nodig wordt geacht met het oog op de verwezenlijking van de in de eerste alinea genoemde doelstellingen. De bevoegde instanties kunnen gedeeld gebruik opleggen met betrekking tot dergelijke faciliteiten of eigendom, met inbegrip van terreinen, gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten of maatregelen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken. Indien nodig kan een lidstaat een nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie aanwijzen voor één of meer van de volgende taken:
- a)
coördineren van de procedure waarin dit artikel voorziet,
- b)
optreden als enig informatiepunt,
- c)
vaststellen van een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en van de coördinatie van civieltechnische werken.
2.
Maatregelen die door een bevoegde instantie zijn genomen in overeenstemming met dit artikel moeten objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn. In voorkomend geval worden die maatregelen in overleg met de nationale regelgevende instanties uitgevoerd.