Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 429 quater Berekening van de blootstellingswaarde van derivaten
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen berekenen de blootstellingswaarde van in bijlage II vermelde derivatencontracten en van kredietderivaten, met inbegrip van die buiten de balanstelling, volgens de in deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdeling 3, beschreven methode.
Bij het berekenen van de blootstellingswaarde mogen instellingen overeenkomstig artikel 295 rekening houden met de gevolgen van schuldvernieuwingscontracten en andere verrekeningsovereenkomsten. Instellingen houden geen rekening met productoverschrijdende verrekening, maar kunnen verrekening toepassen binnen de in artikel 272 punt 25, onder c), bedoelde productcategorie en bij kredietderivaten indien deze onderworpen zijn aan een in artikel 295, punt c), bedoelde overeenkomst inzake productoverschrijdende contractuele verrekening.
Instellingen nemen in de maatstaf van totale blootstelling verkochte opties op, zelfs indien de blootstellingswaarde ervan overeenkomstig de in artikel 274, lid 5, vastgestelde behandeling op nul kan worden gesteld.
2.
Indien het bedrag van de activa krachtens het toepasselijk kader voor financiële verslaggeving wordt verminderd door de verstrekking van zekerheden met betrekking tot derivatencontracten, maken instellingen die vermindering ongedaan.
3.
Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel kunnen instellingen die overeenkomstig artikel 275 de vervangingswaarde van derivatencontracten berekenen, van hun tegenpartijen in contanten ontvangen zekerheden alleen als in artikel 275 bedoelde variatiemarge opnemen indien de variatiemarge op grond van het toepasselijk kader voor financiële verslaggeving niet reeds als een vermindering van de blootstellingswaarde is opgenomen en indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
bij transacties die niet via een GCTP worden gecleard, worden de contanten die de ontvangende tegenpartij ontvangt, niet gescheiden van de activa van de instelling;
- b)
de variatiemarge wordt ten minste dagelijks berekend en uitgewisseld op basis van de waardering tegen marktwaarde van de derivatenposities;
- c)
de ontvangen variatiemarge luidt in een valuta die nader wordt bepaald in het derivatencontract, de toepasselijke kaderverrekeningsovereenkomst, de kredietondersteuningsbijlage bij de gekwalificeerde kaderverrekeningsovereenkomst of als omschreven bij een verrekeningsovereenkomst met een GCTP;
- d)
de ontvangen variatiemarge is het volledige bedrag dat nodig is om de tegen de marktwaarde gewaardeerde blootstelling van het derivatencontract op te heffen, afhankelijk van de drempel en de minimumbedragen van de overdracht die voor de tegenpartij gelden;
- e)
het derivatencontract en de variatiemarge tussen de instelling en de tegenpartij bij dat contract vallen onder één enkele verrekeningsovereenkomst die de instelling overeenkomstig artikel 295 als risicoverminderend mag behandelen.
Een instelling die een tegenpartij zekerheden in de vorm van contanten verstrekt die voldoen aan de in de eerste alinea, punten a) tot en met e), beschreven voorwaarden, beschouwt die zekerheden als de variatiemarge die aan de tegenpartij is gestort en betrekt deze bij de berekening van de vervangingswaarde.
Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea wordt een instelling geacht te hebben voldaan aan de voorwaarde daarin indien de variatiemarge wordt uitgewisseld op de ochtend van de handelsdag die volgt op de handelsdag waarop het derivatencontract is opgesteld, mits de uitwisseling gebaseerd is op de waarde van het contract aan het einde van de handelsdag waarop het contract is opgesteld.
Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea kunnen instellingen, indien er een margegeschil ontstaat, het bedrag opnemen van de niet-betwiste zekerheden die zijn uitgewisseld.
4.
Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel mogen instellingen ontvangen zekerheden niet betrekken bij de berekening van het NICA als omschreven in artikel 272, punt 12 bis.
4 bis.
In afwijking van de leden 3 en 4, mag een instelling overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdeling 3, ontvangen zekerheden in aanmerking nemen indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de zekerheid is van een cliënt ontvangen voor een door de instelling namens die cliënt gecleard derivatencontract;
- b)
het in punt a) bedoelde contract wordt via een GCTP gecleard;
- c)
indien de zekerheid in de vorm van initiële marge is ontvangen, wordt die zekerheid gescheiden gehouden van de activa van de instelling.
5.
Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel stellen instellingen de waarde van de multiplicator die wordt gebruikt voor de berekening van de potentiële toekomstige blootstelling overeenkomstig artikel 278, lid 1, op één, behalve in geval van derivatencontracten met cliënten indien die contracten door een GCTP worden gecleard.
6.
In afwijking van lid 1 van dit artikel, kunnen instellingen de in deel drie, titel II, hoofdstuk 6, afdelingen 4 en 5, beschreven methodiek gebruiken om de blootstellingswaarde te bepalen van het volgende:
- a)
derivatencontracten als vermeld in bijlage II en kredietderivaten, indien zij die methodiek ook gebruiken om de blootstellingswaarde van die contracten te bepalen om aan de eigenvermogensvereisten van artikel 92, lid 1, punten a), b) en c), te voldoen;
- b)
Indien instellingen een van de methoden als bedoeld in de eerste alinea toepassen, verminderen zij de maatstaf van totale blootstelling niet met het bedrag van de marge die zij hebben ontvangen.