Einde inhoudsopgave
Regeling forfaitaire winstvaststelling zeescheepvaart 2001
Artikel 4 Overgang schip naar tonnage
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 34571 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000275008)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Loonbelasting (V)
1.
Ingeval een belastingplichtige van wie de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald volgens artikel 3.22, eerste lid, van de wet met betrekking tot een schip dat reeds tot het vermogen van de onderneming behoort, gaat voldoen aan de voorwaarden betreffende de exploitatie bedoeld in het vierde en vijfde lid van dat artikel, wordt tot de winst van het kalenderjaar mede gerekend de op grond van artikel 3.53 van de wet met betrekking tot dit schip gevormde reserves en het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde van het schip. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot andere zaken.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing ingeval een belastingplichtige van wie de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald volgens artikel 3.22, eerste lid, van de wet als gevolg van een wetswijziging van dat artikel met betrekking tot een of meer schepen gaat voldoen aan de voorwaarden betreffende de exploitatie bedoeld in het vierde en vijfde lid van dat artikel. In dat geval wordt tot de winst van het kalenderjaar waarin of bij de aanvang waarvan de wetswijziging in werking is getreden mede gerekend het gezamenlijke bedrag – dat is bepaald naar de toestand op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan de wetswijziging – van:
- a.
de op grond van de artikelen 3.53, 3.54 en 3.54aa van de wet gevormde reserves met betrekking tot de hiervoor bedoelde schepen voor zover die worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart;
- b.
een bedrag ter grootte van het positieve verschil tussen de waarde die in het economische verkeer wordt toegekend aan de hiervoor bedoelde schepen en de waarde waarvoor deze schepen op dat tijdstip te boek zijn gesteld; een en ander voor zover deze schepen worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot andere zaken.
3.
Het in het tweede lid bedoelde gezamenlijke bedrag blijft buiten aanmerking voor zover dit uitgaat boven het bedrag waarvoor de belastingplichtige bij de aanvang van het kalenderjaar aanspraak kan maken op verrekening van verliezen volgens afdeling 3.13 van de wet. Het bedrag dat buiten aanmerking blijft wordt voor de toepassing van artikel 3.24 van de wet geacht op grond van artikel 3.23, derde lid, van de wet buiten aanmerking te zijn gebleven. Dit bedrag of het door de inspecteur eerder reeds op grond van artikel 3.23, derde lid, van de wet bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgestelde bedrag vermeerderd met dit bedrag, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.