Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 26 [Niet-verschijning verweerder. Onbevoegdverklaring. Controle oproeping]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
30-10-2007, PbEU 2009, L 147 (uitgifte: 10-06-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-01-2010, Internet 2010, www.eda.admin.ch (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
1.
Wanneer de verweerder met woonplaats op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat voor een gerecht van een andere door dit verdrag gebonden staat wordt opgeroepen en niet verschijnt, verklaart het gerecht zich ambtshalve onbevoegd indien zijn bevoegdheid niet berust op dit verdrag.
2.
Het gerecht is verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
3.
In plaats van lid 2, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken van toepassing, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag moest plaatsvinden.
4.
Lidstaten van de Europese Gemeenschap die zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 of door de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, die is ondertekend te Brussel op 19 oktober 2005, passen in hun onderlinge betrekkingen artikel 19 van die verordening toe indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig die verordening of die overeenkomst moest plaatsvinden.