Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Artikel 1cbis.3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2020
- Bronpublicatie:
29-06-2020, Stcrt. 2020, 35114 (uitgifte: 30-06-2020, regelingnummer: 2020-0000111146)
- Inwerkingtreding
01-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2020, Stcrt. 2020, 35114 (uitgifte: 30-06-2020, regelingnummer: 2020-0000111146)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Dwanginvordering
Invordering (V)
1.
De beschikking, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de wet, vermeldt welke van de bedragen, genoemd in artikel 1cbis.2, ten aanzien van de belastingschuldige van toepassing is en wordt verzonden aan de betaaldienstverlener waar de belastingschuldige volgens de administratie van de Belastingdienst een betaal- of spaarrekening aanhoudt.
2.
Verzending van de beschikking geschiedt per post tenzij de betaaldienstverlener en de Belastingdienst zijn overeengekomen dat de beschikking uitsluitend elektronisch wordt verzonden. Bij elektronische verzending van de beschikking geldt het tijdstip van ontvangst van de gegevens die de betaaldienstverlener in staat stellen kennis te nemen van de inhoud van de beschikking als het tijdstip van bekendmaking van de beschikking. Bij verzending van de beschikking per post geldt het tijdstip van aanvang van de verwerking tot uitvoering van de beschikking door de betaaldienstverlener als het tijdstip van bekendmaking van de beschikking.
3.
Binnen 8 dagen na de verzending van de beschikking aan de betaaldienstverlener informeert de ontvanger de belastingschuldige schriftelijk over het feit dat een betalingsvordering is gedaan en over het ten aanzien van hem van toepassing zijnde bedrag, bedoeld in artikel 1cbis.2.