Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 3.27.7 Afwijzingsgronden
Geldend
Geldend van 12-11-2022 tot 23-12-2026
- Bronpublicatie:
08-11-2022, Stcrt. 2022, 30242 (uitgifte: 11-11-2022, regelingnummer: WJZ/ 22495674)
- Inwerkingtreding
12-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2022, Stcrt. 2022, 30242 (uitgifte: 11-11-2022, regelingnummer: WJZ/ 22495674)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:
- a.
het project in onvoldoende mate bijdraagt aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, blijkend uit de omstandigheid dat:
- 1°
het aannemelijk is dat in onvoldoende mate invulling wordt gegeven aan de doelstellingen en criteria, bedoeld in paragrafen 3.2.1, onderdelen 14, 15, 16, 18, 19 en 20, 3.2.3, onderdelen 22, 23, 24 en 25, en 3.3, onderdeel 26, van het IPCEI-steunkader; of
- 2°
na toepassing van artikel 3.27.8, eerste lid, onderdelen a tot en met d, en tweede lid, minder dan zes punten per criterium zijn toegekend;
- b.
de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project:
- 1°
waarvoor niet op uiterlijk 11 juli 2021 om 18:00 uur voor projectactiviteiten op het gebied van cloud infrastructuur en services, 21 mei 2021 om 17:00 uur voor projectactiviteiten op het gebied van micro-elektronica en halfgeleiders of 22 september 2020 om 17:00 uur voor projectactiviteiten op het gebied van waterstoftechnologie, waterstofproductie door elektrolyse, waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel a, b, c, d, e respectievelijk f, een voorlopig projectvoorstel ingediend was bij de Minister op grond van de oproep, opgenomen in Stcrt. 2021, 30783, Stcrt. 2021, 20378 respectievelijk Stcrt. 2020, 40723; of
- 2°
dat geen onderdeel uit heeft gemaakt van een Europees matchmakingsproces;
- c.
de subsidiabele kosten per Nederlands belangrijk project minder zouden bedragen dan € 5.000.000;
- d.
de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstoftechnologie of waterstofproductie door elektrolyse, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel c respectievelijk d:
- 1°
dat tijdens het toepasselijke Europees matchmakingsproces niet is ingedeeld binnen het thema technologie respectievelijk het thema decarbonisatie industrie;
- 2°
waarvoor de pre-notificatiefase nog niet gestart was op 31 augustus 2021; of
- 3°
waarvan de financieringskloof minder dan € 10.000.000 zou bedragen;
- e.
de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel e respectievelijk f:
- 1°
dat tijdens het toepasselijke Europees matchmakingsproces niet is ingedeeld binnen het thema opslag en infrastructuur respectievelijk het thema mobiliteit en transport;
- 2°
waarvoor de Europese pre-notificatiefase nog niet gestart was op 29 april 2022 respectievelijk 1 december 2022; of
- 3°
waarvan de financieringskloof minder dan € 10.000.000 zou bedragen;
- f.
de aanvraag betrekking heeft op een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofproductie door elektrolyse als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel d, waarvoor het door middel van een mededeling van de Europese Commissie in de pre-notificatiefase duidelijk is geworden dat het desbetreffende project niet in aanmerking zou kunnen komen voor een Europees goedkeuringsbesluit;
- g.
de te verlenen subsidie minder dan € 125.000 per subsidieaanvrager zou bedragen;
- h.
in onvoldoende mate is gewaarborgd dat de uitvoering van het Europese of Nederlandse belangrijke project door de betrokken partijen in overeenstemming zal zijn met:
- 1°
internationale en Europese verdragen, waaronder in ieder geval de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens; of
- 2°
het recht van de Europese Unie, waaronder in ieder geval het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Verordening (EU) 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PbEU 2013, L 181), Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119), Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PbEU 2019, L 79 I), Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L 157) en Richtlijn 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PbEU 2016, L 194);
- i.
in het geval er sprake is van een Nederlands samenwerkingsverband waaraan een onderzoeksorganisatie deelneemt, de samenwerking tussen die onderzoeksorganisatie en de overige deelnemers in het samenwerkingsverband onvoldoende evenwichtig is, blijkend uit de omstandigheid dat de onderzoeksorganisatie meer dan 65 procent van de subsidiabele kosten maakt.