Einde inhoudsopgave
Tweede Protocol, opgesteld op grond van Artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Artikel 13 Hof van Justitie
Geldend
Geldend vanaf 19-05-2009
- Bronpublicatie:
19-06-1997, Trb. 1997, 251 (uitgifte: 11-09-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-05-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2009, Trb. 2009, 62 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Geschillen tussen de lidstaten over de uitlegging of de toepassing van dit protocol worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrokken partij aan het Hof van Justitie worden voorgelegd.
2.
Ieder geschil tussen een of meer lidstaten en de Commissie betreffende de toepassing van artikel 2 in samenhang met artikel 1, onder e), en de artikelen 7, 8, 10 en 12, lid 2, vierde streepje, van dit protocol, dat niet door onderhandeling kon worden opgelost, kan aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd, na het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum waarop een van de partijen de andere partij van het bestaan van een geschil in kennis heeft gesteld.
3.
Het protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 29 november 19961) is van toepassing op het onderhavige protocol, met dien verstande dat een door een lidstaat ingevolge artikel 2 van dat protocol afgelegde verklaring ook geldt voor het onderhavige protocol, tenzij de betrokken lidstaat een tegengestelde verklaring aflegt bij de in artikel 16, lid 2, van het onderhavige protocol bedoelde kennisgeving.
Voetnoten
PB nr. C 151 van 20.05.1997, blz. 1.