Einde inhoudsopgave
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Artikel 24 [Parkeerverboden]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
24-04-2017, Stb. 2017, 181 (uitgifte: 12-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2017, Stb. 2017, 181 (uitgifte: 12-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Verkeerstekens en verkeersmaatregelen
1.
De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
- a.
bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
- b.
voor een inrit of een uitrit;
- c.
buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
- d.
op een parkeergelegenheid:
- 1°
voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;
- 2°
op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;
- 3°
op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;
- e.
langs een gele onderbroken streep;
- f.
op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
- g.
op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.
2.
Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.
3.
De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.
4.
Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.