Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, EURATOM) nr. 1141/2014 statuut en financiering Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
Artikel 11 Comité van onafhankelijke vooraanstaande personen
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2019
- Bronpublicatie:
25-03-2019, PbEU 2019, L 85 I (uitgifte: 27-03-2019, regelingnummer: 2019/493)
- Inwerkingtreding
27-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2019, PbEU 2019, L 85 I (uitgifte: 27-03-2019, regelingnummer: 2019/493)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Kiesrecht
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Hierbij wordt een comité van onafhankelijke vooraanstaande personen opgericht. Dit comité bestaat uit zes leden. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wijzen elk twee leden aan. De leden van het comité worden gekozen op grond van hun persoonlijke en professionele kwaliteiten. Zij zijn geen lid van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, hebben geen kiezersmandaat en zijn geen ambtenaren of andere personeelsleden van de Europese Unie of werknemer of voormalig werknemer van een Europese politieke partij of Europese politieke stichting.
De leden van het comité voeren hun taken onafhankelijk uit. Zij vragen noch aanvaarden instructies van instellingen, regeringen, organen of instanties en onthouden zich van elke handeling die onverenigbaar is met de aard van hun taken.
Het comité wordt vernieuwd binnen zes maanden na het einde van de eerste zitting van het Europees Parlement na de verkiezingen voor het Europees Parlement. Het mandaat van de leden is niet verlengbaar.
2.
Het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast. De voorzitter van het comité wordt door de leden uit hun midden gekozen overeenkomstig het reglement van orde van het comité. De secretariaatswerkzaamheden en de financiering van het comité komen ten laste van het Europees Parlement. Het secretariaat van het comité valt onder de exclusieve bevoegdheid van het comité.
3.
Op verzoek van de Autoriteit geeft het comité advies over:
- a)
elke mogelijke ernstige en kennelijke schending door een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting van de waarden waarop de Unie berust, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), en artikel 3, lid 2, onder c);
- b)
de vraag of een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting de uitslag van verkiezingen voor het Europees Parlement bewust heeft beïnvloed of heeft trachten te beïnvloeden door gebruik te maken van een inbreuk op de toepasselijke regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.
In de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde gevallen kan het comité relevante documenten of bewijsstukken vragen van de Autoriteit, het Europees Parlement, de betreffende Europese politieke partij of Europese politieke stichting, andere politieke partijen, politieke stichtingen of andere belanghebbenden, en kan het comité verzoeken hun vertegenwoordigers te horen. In het onder b) van de eerste alinea bedoelde geval verleent de in artikel 10 bis bedoelde toezichthoudende autoriteit medewerking aan het comité overeenkomstig het toepasselijke recht.
Het comité houdt in zijn adviezen ten volle rekening met het fundamentele recht op vrijheid van vereniging en de noodzaak van pluriformiteit van de politieke partijen in Europa.
De adviezen van het comité worden onverwijld voor het publiek toegankelijk gemaakt.