Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, EURATOM) nr. 1141/2014 statuut en financiering Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 04-05-2018
- Bronpublicatie:
03-05-2018, PbEU 2018, L 114 I (uitgifte: 04-05-2018, regelingnummer: 2018/673)
- Inwerkingtreding
04-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-05-2018, PbEU 2018, L 114 I (uitgifte: 04-05-2018, regelingnummer: 2018/673)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Kiesrecht
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 224,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Gezien het advies van de Rekenkamer (3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Volgens artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 12, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: ‘het Handvest’) dragen de politieke partijen op Europees niveau bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.
- (2)
Volgens de artikelen 11 en 12 van het Handvest zijn het recht op vrijheid van vereniging op alle niveaus, bijvoorbeeld op politiek en maatschappelijk gebied, en het recht op vrijheid van meningsuiting, dat de vrijheid omvat een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen, grondrechten van iedere burger van de Unie.
- (3)
Europese burgers dienen in staat te worden gesteld gebruik te maken van deze rechten teneinde volledig deel te nemen aan het democratisch proces van de Unie.
- (4)
Werkelijk transnationale politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen vervullen een belangrijke rol door de stem van de burgers op Europees niveau te laten horen en zo de kloof tussen de politiek op nationaal niveau en die op Unieniveau te dichten.
- (5)
Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen te worden aangemoedigd en gesteund bij hun streven een stevige band tot stand te brengen tussen de Europese civiele samenleving en de instellingen van de Unie, met name het Europees Parlement.
- (6)
De ervaringen die de Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen hebben opgedaan bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad (5), en de door het Europees Parlement op 6 april 2011 aangenomen resolutie over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2004/2003 (6), wijzen uit dat het juridisch en financieel kader voor Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen moet worden verbeterd, willen zij als actoren binnen het meerlagig politiek systeem van de Unie zichtbaarder en doeltreffender kunnen worden.
- (7)
Gelet op de opdracht die Europese politieke partijen volgens het Verdrag hebben, en ter vereenvoudiging van hun werk, dient voor Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen te worden voorzien in een specifieke Europese rechtsstatus.
- (8)
Er moet een Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen (‘de Autoriteit’) worden opgericht, die zich zal bezighouden met de registratie van, het toezicht op en het opleggen van sancties aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Registratie moet als voorwaarde gelden voor het verkrijgen van de Europese rechtsstatus, die een aantal rechten en verplichtingen met zich meebrengt. Om belangenconflicten te vermijden, moet de Autoriteit onafhankelijk zijn.
- (9)
De procedures die Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen moeten volgen om uit hoofde van deze verordening een Europese rechtsstatus te verkrijgen, dienen te worden vastgesteld, evenals de procedures en criteria die in acht moeten worden genomen bij de besluitvorming inzake de toekenning van een dergelijke Europese rechtsstatus. Ook dienen de procedures te worden vastgesteld voor gevallen waarin een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting haar Europese rechtsstatus verspeelt, verliest of opgeeft.
- (10)
Teneinde het toezicht op juridische entiteiten die aan zowel het recht van de Unie als het nationale recht onderworpen zijn te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen met betrekking tot de werking van een door de Autoriteit te beheren register van Europese politieke partijen en stichtingen (‘het register’), met name wat betreft de in het register opgeslagen informatie en bewijsstukken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (11)
Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend inzake het systeem voor de toekenning van registratienummers en inzake standaarduittreksels die uit het register op verzoek beschikbaar worden gesteld door de Autoriteit aan derde partijen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7).
- (12)
Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen die als zodanig op Unieniveau erkenning willen in de vorm van een Europese rechtsstatus en middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie willen ontvangen, dienen bepaalde beginselen in acht te nemen en aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen met name, en in het bijzonder in hun programma en activiteiten, de waarden te eerbiedigen waarop de Unie berust, zoals bedoeld in artikel 2 VEU, te weten eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.
- (13)
Een besluit om een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting uit het register te schrappen wegens het niet eerbiedigen van de waarden waarop de Unie berust, als bedoeld in artikel 2 VEU, dient uitsluitend te worden genomen indien die waarden op ernstige en manifeste wijze worden geschonden. Bij het nemen van een besluit tot schrapping uit het register, moet de Autoriteit het Handvest ten volle eerbiedigen.
- (14)
De statuten van een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting dienen een reeks basisbepalingen te bevatten. Het moet de lidstaten worden toegestaan om aanvullende eisen te stellen voor de statuten van de op hun grondgebied gevestigde Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, mits die aanvullende eisen niet onverenigbaar zijn met deze verordening.
- (15)
De Autoriteit dient op gezette tijden te controleren of Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen nog aan de voorwaarden en vereisten inzake de registratie voldoen. Besluiten inzake de eerbiediging van de waarden waarop de Unie berust, als bedoeld in artikel 2 VEU, mogen alleen worden genomen volgens een speciaal hiervoor ontworpen procedure en na raadpleging van een comité van onafhankelijke vooraanstaande personen.
- (16)
De Autoriteit is een orgaan van de Unie in de zin van artikel 263 VWEU.
- (17)
De onafhankelijkheid en transparantie van het comité van onafhankelijke vooraanstaande personen moet worden gewaarborgd.
- (18)
Op basis van de hun toegekende Europese rechtsstatus moeten Europese politieke partijen en daaraan verbonden politieke stichtingen in alle lidstaten erkend worden en handelingsbevoegd zijn. Die erkenning en handelingsbevoegdheid brengt echter niet met zich mee dat zij ook kandidaten mogen voordragen voor nationale verkiezingen of verkiezingen voor het Europees Parlement of mogen deelnemen aan referendumcampagnes. Deze en soortgelijke rechten blijven tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren.
- (19)
De activiteiten van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen moeten geregeld worden door deze verordening en voor aangelegenheden die niet door deze verordening worden geregeld, door de relevante bepalingen van het nationale recht van de lidstaten. De rechtsstatus van een Europese politieke partij of van een Europese politieke stichting moet geregeld worden door deze verordening en door de geldende bepalingen van het nationale recht van de lidstaat waar de zetel ervan is gevestigd (‘lidstaat waar de zetel is gevestigd’). De lidstaat waar de zetel is gevestigd moet de mogelijkheid hebben om het toepasselijke recht vooraf te bepalen of de Europese politieke partijen en Europese stichtingen hierin een keuzemogelijkheid te bieden. De lidstaat waar de zetel is gevestigd moet tevens de mogelijkheid hebben om naast de eisen van deze verordening ook andere of aanvullende eisen te stellen, en mag bijvoorbeeld voorschriften vaststellen met betrekking tot de registratie en integratie van Europese politieke partijen in nationale administratieve en controlesystemen of voorschriften met betrekking tot de organisatie en de statuten, onder meer inzake aansprakelijkheid, mits dergelijke voorschriften niet onverenigbaar zijn met deze verordening.
- (20)
Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen moeten Europese rechtspersoonlijkheid krijgen, het kernelement van de Europese rechtsstatus. Om Europese rechtspersoonlijkheid te krijgen moeten zij voldoen aan bepaalde vereisten en procedures ter bescherming van de belangen van de lidstaat waar de zetel is gevestigd, de verzoekende partij voor de Europese rechtsstatus (‘de verzoekende partij’) en elke betrokken derde partij. Meer bepaald moet de bestaande nationale rechtspersoonlijkheid worden omgezet in Europese rechtspersoonlijkheid en moeten eventuele individuele rechten en verplichtingen uit hoofde van de nationale rechtspersoonlijkheid overgaan naar de nieuwe Europese juridische entiteit. Bovendien moet ten behoeve van de continuïteit van de activiteiten in garanties worden voorzien om te voorkomen dat de betrokken lidstaat ter zake van een dergelijke omzetting verbodsmaatregelen invoert. De lidstaat waar de zetel is gevestigd moet de mogelijkheid hebben om te preciseren welke soorten nationale rechtspersonen omgezet kunnen worden in een Europese rechtspersoon en heeft het recht zijn instemming met de verkrijging van Europese rechtspersoonlijkheid overeenkomstig deze verordening te weigeren totdat toereikende garanties worden geboden inzake, met name, de wettigheid van de statuten van de verzoekende partij overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat of de bescherming van schuldeisers of houders van andere rechten uit hoofde van de bestaande nationale rechtspersoonlijkheid.
- (21)
Bij beëindiging van Europese rechtspersoonlijkheid moet voldaan worden aan bepaalde vereisten en procedures ter bescherming van de belangen van de Unie, de lidstaat waar de zetel is gevestigd, de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting en elke betrokken derde partij. Meer bepaald moet, als de Europese politieke partij of Europese politieke stichting rechtspersoonlijkheid verkrijgt naar het recht van de lidstaat waar haar zetel is gevestigd, dit beschouwd worden als omzetting van Europese rechtspersoonlijkheid en moeten de individuele rechten en verplichtingen van de gewezen Europese juridische entiteit overgaan naar de nationale juridische entiteit. Bovendien moet ten behoeve van de continuïteit van de activiteiten in garanties worden voorzien om te voorkomen dat de betrokken lidstaat op een dergelijke omzetting verbodsmaatregelen toepast. Indien de Europese politieke partij of Europese politieke stichting geen rechtspersoonlijkheid verkrijgt in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd, dient zij te worden ontbonden volgens het recht van de desbetreffende lidstaat en overeenkomstig de voorwaarde die bepaalt dat er geen winstoogmerk mag zijn. De Autoriteit en de ordonnateur van het Europees Parlement dienen met de betrokken lidstaat afspraken te kunnen maken inzake de beëindiging van de Europese rechtspersoonlijkheid, met name om de terugvordering van middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie en de inning van financiële sancties te waarborgen.
- (22)
Indien een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting op ernstige wijze inbreuk maakt op het relevante nationale recht en indien het daarbij gaat om elementen die van invloed zijn op de eerbiediging van de waarden waarop de Unie berust, als bedoeld in artikel 2 VEU, moet de Autoriteit, na een verzoek van de betrokken lidstaat daartoe, besluiten de procedures van deze verordening toe te passen. Voorts moet de Autoriteit, na een verzoek daartoe van de lidstaat waar de zetel is gevestigd, besluiten om een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting die op ernstige wijze het relevante nationale recht op enig ander gebied heeft geschonden, uit het register te schrappen.
- (23)
Alleen Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen die als zodanig zijn erkend en een Europese rechtsstatus hebben verkregen, dienen in aanmerking te komen voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie. Hoewel het van cruciaal belang is ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor de vorming van een Europese politieke partij niet buitensporig zijn, maar door georganiseerde en serieuze transnationale allianties van politieke partijen en/of natuurlijke personen eenvoudig kunnen worden vervuld, moeten er vanwege de beperkte middelen die uit de algemene begroting van de Europese Unie kunnen worden toegekend, ook evenredige criteria worden vastgesteld waaruit objectief blijkt dat een Europese politieke partij Europese ambitie heeft en reële electorale steun geniet. Dergelijke criteria kunnen het best betrekking hebben op de uitslagen van de verkiezingen voor het Europees Parlement, waaraan de Europese politieke partijen of hun leden krachtens deze verordening moeten deelnemen, omdat deze uitslagen een nauwkeurige indicatie geven van het electorale draagvlak van een Europese politieke partij. Die criteria dienen de rol die het Europees Parlement overeenkomstig artikel 10, lid 2, VEU heeft als rechtstreekse vertegenwoordiging van de burgers van de Unie te weerspiegelen, alsook het doel van Europese politieke partijen om volledig deel te nemen aan het democratisch proces van de Unie en om actief bij te dragen tot de representatieve democratie van Europa, teneinde uitdrukking te geven aan de standpunten, meningen en politieke wensen van de burgers van de Unie. Daarom dienen alleen Europese politieke partijen die door ten minste één lid worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement en alleen Europese politieke stichtingen die hiertoe een aanvraag indienen via een Europese politieke partij die door ten minste één van haar leden wordt vertegenwoordigd in het Europees Parlement in aanmerking te komen voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie.
- (24)
Teneinde de financiering van Europese politieke partijen transparanter te maken en mogelijk misbruik van de financieringsregels te voorkomen, dient een lid van het Europees Parlement, uitsluitend voor financieringsdoeleinden, te worden beschouwd als lid van slechts één Europese politieke partij, en wel die waarbij zijn nationale of regionale politieke partij op de uiterste datum voor het indienen van financieringsaanvragen is aangesloten.
- (25)
De procedures die Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen moeten volgen bij het aanvragen van financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie dienen te worden vastgesteld, evenals de procedures, criteria en regels die in acht moeten worden genomen bij de besluitvorming inzake de toekenning van dergelijke financiering.
- (26)
Teneinde de onafhankelijkheid, verantwoording en verantwoordelijkheid van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen te verbeteren, dienen bepaalde soorten donaties en bijdragen uit andere bronnen dan de algemene begroting van de Europese Unie te worden verboden of aan beperkingen te worden onderworpen. Elke beperking van het vrije verkeer van kapitaal in verband met dergelijke beperkingen zijn gerechtvaardigd uit hoofde van de bescherming van de openbare orde en zijn strikt noodzakelijk om die doelstellingen te bereiken.
- (27)
Europese politieke partijen dienen campagnes voor de verkiezingen voor het Europees Parlement te kunnen financieren, waarbij de financiering en de beperking van de verkiezingsuitgaven voor de betrokken partijen en kandidaten in elke lidstaat door de nationale bepalingen dienen te worden geregeld.
- (28)
Europese politieke partijen mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks andere politieke partijen financieren en met name geen nationale partijen en kandidaten. Europese politieke stichtingen mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks Europese of nationale politieke partijen of kandidaten financieren. Bovendien mogen Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen geen referendumcampagnes financieren. Deze beginselen vloeien voort uit Verklaring nr. 11 ad artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, die is gehecht aan de Slotakte van het Verdrag van Nice.
- (29)
Er dienen specifieke regels en procedures te worden vastgesteld voor de verdeling van de kredieten die jaarlijks beschikbaar zijn op de algemene begroting van de Europese Unie, waarbij rekening wordt gehouden met enerzijds het aantal begunstigde partijen en anderzijds het aandeel van de gekozen leden in het Europees Parlement van iedere begunstigde Europese politieke partij en, bij uitbreiding, van de daaraan verbonden Europese politieke stichting. Deze regels dienen te voorzien in strikte maatregelen inzake transparantie, boekhouding, audit en financiële controle van de Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen en in het opleggen van evenredige sancties, onder meer voor het geval een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting de waarden schendt waarop de Unie berust, als bedoeld in artikel 2 VEU.
- (30)
Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de voorschriften van deze verordening inzake de financiering en uitgaven van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en inzake andere onderwerpen is het noodzakelijk doeltreffende controlemechanismen in het leven te roepen. De Autoriteit, de ordonnateur van het Europees Parlement en de lidstaten moeten daarom samenwerken en alle dienstige informatie uitwisselen. Daarnaast moet samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten gestimuleerd worden, om te zorgen voor de effectieve en efficiënte controles van de verplichtingen uit hoofde van het toepasselijke nationale recht.
- (30 bis)
Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) heeft tot taak overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (8) strafbare feiten in de context van de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen te onderzoeken die de financiële belangen van de Unie schaden, in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (9). De verplichting krachtens artikel 24 van Verordening (EU) 2017/1939 geldt voor de Autoriteit.
- (31)
Het is noodzakelijk te voorzien in een duidelijke en krachtige sanctieregeling met afschrikkende werking, om ervoor te zorgen dat de verplichtingen betreffende de activiteiten van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen op doeltreffende, evenredige en eenvormige wijze worden nageleefd. Een dergelijke regeling moet het ne-bis-in-idembeginsel, krachtens hetwelk hetzelfde strafbaar feit niet twee keer mag worden bestraft, eerbiedigen. Voorts is het noodzakelijk de taken van de Autoriteit en de ordonnateur van het Europees Parlement op het gebied van de controle op en de verificatie van de naleving van deze verordening te omschrijven, alsook de mechanismen voor de onderlinge samenwerking en de samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten.
- (32)
Om het Europees politiek bewustzijn van de burgers te bevorderen en het Europese verkiezingsproces transparanter te maken, mogen Europese politieke partijen de burgers tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement wijzen op hun banden met nationale politieke partijen en kandidaten.
- (33)
Omwille van de transparantie en ter versterking van de democratische controle en verantwoording van de Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen dient informatie die van aanzienlijk openbaar belang wordt geacht en met name betrekking heeft op hun statuten, samenstelling, jaarrekeningen, donateurs en donaties, bijdragen en subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie, evenals informatie betreffende de besluiten van de Autoriteit en de ordonnateur van het Europees Parlement inzake registratie, financiering en sancties, te worden bekendgemaakt. Het doeltreffendste middel om gelijke voorwaarden voor en eerlijke mededinging tussen politieke krachten te bevorderen en voor open, transparante en democratische wetgevings- en verkiezingsprocessen te zorgen, teneinde het vertrouwen van de burgers en kiezers in de Europese representatieve democratie te sterken, en meer in het algemeen corruptie en machtsmisbruik te voorkomen, is het tot stand brengen van een regelgevingskader dat waarborgt dat deze informatie openbaar wordt gemaakt.
- (34)
In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel dient de verplichting om de identiteit van donateurs die natuurlijke personen zijn, bekend te maken niet te gelden voor donaties van 1 500 EUR of minder per jaar en per donateur. Die verplichting dient evenmin te gelden voor donaties waarvan het jaarlijks bedrag meer dan 1 500 EUR bedraagt en minder dan of gelijk is aan 3 000 EUR, tenzij de donor vooraf schriftelijk met publicatie heeft ingestemd. Deze drempels zorgen voor een goede balans tussen enerzijds het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens en anderzijds het legitieme openbaar belang van transparantie op het gebied van de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen, overeenkomstig internationale aanbevelingen ter zake van de voorkoming van corruptie op het gebied van de financiering van politieke partijen en stichtingen. Openbaarmaking van donaties van meer dan 3 000 EUR per jaar per donateur moet een doeltreffende publieke toetsing van en controle op de betrekkingen tussen donoren en Europese politieke partijen waarborgen. Het evenredigheidsbeginsel gebiedt ook dat informatie over donaties jaarlijks moet worden bekendgemaakt, behalve wanneer het gaat om donaties tijdens verkiezingscampagnes voor het Europees Parlement of donaties van meer dan 12 000 EUR, waarvoor geldt dat deze zo snel mogelijk moeten worden bekendgemaakt.
- (35)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in het Handvest, in het bijzonder de artikelen 7 en 8 daarvan, waarin is bepaald dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn privéleven en op bescherming van zijn persoonsgegevens, en zij moet dan ook worden uitgevoerd met volledige inachtneming van deze rechten en beginselen.
- (36)
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Autoriteit, het Europees Parlement en het comité van onafhankelijke vooraanstaande personen op grond van deze verordening.
- (37)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening.
- (38)
Omwille van de rechtszekerheid dient te worden verduidelijkt dat de Autoriteit, het Europees Parlement, de Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen, de nationale autoriteiten die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op bepaalde aspecten van de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, en andere relevante derde partijen die in deze verordening worden genoemd of waarin deze verordening voorziet, gelden als verantwoordelijk voor de verwerking in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001 of Richtlijn 95/46/EG. Ook dient de maximumperiode te worden vastgesteld gedurende welke de persoonsgegevens mogen worden bewaard die zijn verzameld om de wettigheid, regelmatigheid en transparantie van de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, alsook die van de samenstelling van Europese politieke partijen te waarborgen. Als verantwoordelijke voor de verwerking moeten de Autoriteit, het Europees Parlement, de Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, de bevoegde nationale autoriteiten en de relevante derde partijen alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG, in het bijzonder die betreffende de rechtmatigheid van de verwerking, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de informatieverstrekking aan de betrokkene en het recht van de betrokkene op toegang tot zijn persoonsgegevens en op correctie en uitwissing daarvan.
- (39)
Hoofdstuk III van Richtlijn 95/46/EG over beroep op de rechter, aansprakelijkheid en sancties is van toepassing op de gegevensverwerking in het kader van deze verordening. De bevoegde nationale autoriteiten of relevante derde partijen dienen overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht aansprakelijk te zijn voor schade die zij veroorzaken. Daarnaast dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat aan de bevoegde nationale autoriteiten of relevante derde partijen passende sancties kunnen worden opgelegd voor overtredingen van deze verordening.
- (40)
De technische ondersteuning van het Europees Parlement aan Europese politieke partijen dient op het beginsel van gelijke behandeling te zijn gebaseerd, tegen overlegging van een factuur en tegen betaling te worden verleend en regelmatig aan openbare verslaglegging te worden onderworpen.
- (41)
De belangrijkste informatie over de toepassing van deze verordening dient aan het publiek beschikbaar te worden gesteld op een speciale website.
- (42)
De rechterlijke toetsing berust bij het Hof van Justitie van de Europese Unie en draagt bij tot de correcte toepassing van deze verordening. Voorts moeten er voorzieningen getroffen worden om Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen de gelegenheid te geven om te worden gehoord en corrigerende maatregelen te nemen, voordat hun een sanctie wordt opgelegd.
- (43)
De lidstaten moeten zorgen voor nationale bepalingen die bijdragen aan een doeltreffende toepassing van deze verordening.
- (44)
De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om bepalingen vast te stellen om te zorgen voor een soepele en doeltreffende toepassing van deze verordening. Er dient derhalve te worden voorzien in een overgangsperiode tussen het moment van inwerkingtreding en de toepassing van deze verordening.
- (45)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd en heeft advies uitgebracht (12).
- (46)
Aangezien er belangrijke wijzigingen en toevoegingen nodig zijn ten opzichte van de vigerende regels en procedures voor politieke partijen en politieke stichtingen op het niveau van de Unie, dient Verordening (EG) nr. 2004/2003 te worden ingetrokken,
Hebben de volgende verordening vastgesteld:
Voetnoten
PB C 133 van 9.5.2013, blz. 90.
PB C 62 van 2.3.2013, blz. 77.
PB C 67 van 7.3.2013, blz. 1.
Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 september 2014.
Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1).
PB C 296 E van 2.10.2012, blz. 46.
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
PB C 253 van 3.9.2013, blz. 12.