Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
3.2.3 Regelingen voor exploitatiesteun
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
43
Regelingen voor exploitatiesteun zullen de ontwikkeling van achterstandsgebieden alleen bevorderen indien de uitdagingen waarvoor die gebieden staan, vooraf duidelijk zijn vastgesteld. De obstakels bij het aantrekken of behouden van economische activiteiten kunnen zo zwaar of zozeer van blijvende aard zijn dat investeringssteun op zich niet voldoende is om de ontwikkeling van diegebieden mogelijk te maken.
44
Wat betreft steun om bepaalde specifieke moeilijkheden voor kmo's in steungebieden onder a) te verminderen, de betrokken lidstaten moeten het bestaan en de omvang van die specifieke moeilijkheden aantonen en moeten aantonen dat een regeling voor exploitatiesteun nodig is omdat die specifieke moeilijkheden niet kunnen worden overwonnen met investeringssteun.
45
Wat betreft exploitatiesteun ter compensatie van bepaalde bijkomende kosten in ultraperifere gebieden, worden de blijvende handicaps die de ontwikkeling van de ultraperifere gebieden ernstig schaden, genoemd in artikel 349 van het Verdrag; daarbij gaat het om de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf en klimaat, en de economische afhankelijkheid van enkele producten. De betrokken lidstaat moet echter de specifieke bijkomende kosten aangeven die verband houden met deze blijvende handicaps die de regeling voor exploitatiesteun bedoelt te compenseren.
46
Wat betreft exploitatiesteun om de ontvolking in zeer dun bevolkte gebieden te voorkomen of af te remmen, moet de betrokken lidstaat aantonen dat er, zonder de exploitatiesteun, een risico op ontvolking van het betrokken gebied bestaat.