Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 96 Deskundigenonderzoek
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
04-03-2015, PbEU 2015, L 105 (uitgifte: 23-04-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2015, PbEU 2015, L 105 (uitgifte: 23-04-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
In de beschikking waarbij de deskundige wordt benoemd, wordt diens taak nauwkeurig omschreven en wordt de termijn bepaald waarbinnen hij zijn rapport zal indienen.
2.
Na indiening van het rapport en de betekening daarvan aan de partijen, kan het Gerecht gelasten dat de deskundige zal worden gehoord; de partijen worden hiertoe opgeroepen. De president kan de deskundige, op verzoek van een van de partijen dan wel ambtshalve, vragen stellen.
3.
Diezelfde bevoegdheid komt toe aan iedere rechter en aan de advocaat-generaal.
4.
Onder leiding van de president kunnen aan de deskundige vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen.
5.
Behoudens het bepaalde in artikel 97, legt de deskundige na indiening van zijn rapport de volgende eed af:
‘Ik zweer mijn taak naar geweten en in volkomen onpartijdigheid te hebben vervuld.’
6.
Het Gerecht kan de deskundige, de hoofdpartijen gehoord, vrijstellen van het afleggen van de eed.