Einde inhoudsopgave
Regeling Wet kinderopvang
Artikel 11 Inrichting administratie
Geldend
Geldend van 01-07-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
23-04-2024, Stcrt. 2024, 13991 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024-0000096583)
14-03-2024, Stcrt. 2024, 8624 (uitgifte: 22-03-2024, regelingnummer: 2024-0000069850)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2024, Stcrt. 2024, 13991 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024-0000096583)
14-03-2024, Stcrt. 2024, 8624 (uitgifte: 22-03-2024, regelingnummer: 2024-0000069850)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Sociale zekerheid re-integratie / Algemeen
1.
De administratie van een kindercentrum of gastouderbureau is zodanig ingericht dat op verzoek van:
- a.
de toezichthouder, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, tijdig de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e en j en k, respectievelijk in het derde lid, kunnen worden verstrekt die voor de naleving van bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van de wet gegeven voorschriften van belang zijn;
- b.
de Dienst Toeslagen tijdig, de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder e, f, g, h en i, respectievelijk derde lid, eerste zin, voor zover betrekking hebbend op onderdeel e, en tweede zin, onder b, c, d, e, f, of h kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag en het voorschot daarop van belang kan zijn; of
- c.
het college tijdig, de gegevens of inlichtingen over de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder e en f, respectievelijk derde lid, eerste zin, voor zover betrekking hebbend op onderdeel e, en tweede zin, onder b, c, d, e of f kunnen worden verstrekt die voor de aanspraak van een ouder op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag of de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.
2.
De administratie van een kindercentrum bevat de volgende gegevens:
- a.
een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.50, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam, burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij het kindercentrum werkzame beroepskrachten eveneens de behaalde diploma’s en getuigschriften,
- b.
een afschrift van het veiligheids- en gezondheidsbeleid, bedoeld in de artikelen 4 en 13 van het Besluit kwaliteit kinderopvang,
- c.
een overzicht van de omvang en de samenstelling van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.58 van de wet,
- d.
een afschrift van het reglement van de oudercommissie, bedoeld in artikel 1.59 van de wet,
- e.
een overzicht van alle ingeschreven kinderen, vermeldende per kind: naam, burgerservicenummer, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en het adres en telefoonnummer van de ouders,
- f.
afschriften van alle met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de soort kinderopvang waarop de overeenkomst betrekking heeft, de voor die kinderopvang te betalen prijs per uur, naam, geboortedatum en adres van het kind, het aantal uren kinderopvang per jaar en de duur van de overeenkomst,
- g.
betaalbewijzen waaruit de betalingen van de ouder aan het kindercentrum blijken,
- h.
een jaaroverzicht en maandoverzichten per ouder, met vermelding van de naam, het burgerservicenummer en de geboortedatum van de ouder, met daarin:
- –
opgave van aantal uren per jaar en per maand dat per kind is afgenomen en de gemiddelde uurprijs per kind,
- –
het unieke registratienummer van het kindercentrum waar de ouder gebruik van maakt;
- i.
de datum waarop de overeenkomst met de ouder is of wordt beëindigd;
- j.
een bewijsstuk van een afgerond eerste leerjaar van alle beroepskrachten in opleiding die op grond van artikel 9b van het Besluit kwaliteit kinderopvang zijn toegewezen als vaste beroepskracht, en
- k.
het begeleidingsplan, bedoeld in de artikelen 9, tweede lid, en 9c, tweede lid.
3.
Het tweede lid, onder a, en c tot en met e is van overeenkomstige toepassing op de administratie van een gastouderbureau. De administratie van een gastouderbureau bevat tevens de volgende gegevens:
- a.
een overzicht van alle personen die op grond van artikel 1.56b, derde lid, van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, vermeldende in ieder geval naam, burgerservicenummer, geboortedatum, en voor wat betreft de bij dat gastouderbureau aangesloten gastouders eveneens adres, postcode, woonplaats en telefoonnummer,
- b.
afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst,
- c.
bankafschriften waaruit de betalingen van de vraagouder aan het gastouderbureau blijken,
- d.
bankafschriften waaruit de betalingen van het gastouderbureau aan de gastouder blijken,
- e.
een jaaroverzicht per voorziening voor gastouderopvang, met vermelding van het unieke registratienummer, de naam en de geboortedatum van de gastouder, met daarin:
- —
het door het gastouderbureau aan de voorziening voor gastouderopvang betaalde bedrag per jaar,
- —
het door het gastouderbureau aan de voorziening voor gastouderopvang betaalde bedrag per kind per jaar, het aantal uren afgenomen opvang per kind per jaar, de gemiddelde uurprijs per kind per jaar, en
- —
de naam van de vraagouders die van de voorziening voor gastouderopvang gebruik maken onder vermelding van het burgerservicenummer van deze vraagouders,
- f.
een jaaroverzicht en de maandoverzichten per vraagouder, met vermelding van de naam, het burgerservicenummer, en de geboortedatum van de vraagouder, met daarin:
- –
het aan het gastouderbureau over dat jaar te betalen bedragen per kind,
- –
opgave van aantal uren per jaar en per maand dat per kind is afgenomen en de gemiddelde uurprijs per kind,
- –
de voorzieningen voor gastouderopvang waar de vraagouder gebruik van maakt onder vermelding van het unieke registratienummer van deze gastouders,
- g.
een afschrift van de risico-inventarisatie, bedoeld in artikel 1.51 van de wet, en
- h.
de datum waarop de overeenkomst met de ouder is of wordt beëindigd.
4.
De houder van een kindercentrum of gastouderbureau kan de gegevens, bedoeld in het tweede of derde lid, op een andere plaats administreren dan op de plaats van vestiging van het kindercentrum of van het gastouderbureau, mits de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, respectievelijk in het derde lid, op verzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, bij een onderzoek onverwijld beschikbaar komen op de plaats van vestiging van het kindercentrum of van het gastouderbureau.