Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
23-04-2015, Stcrt. 2015, 12034 (uitgifte: 30-04-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/11533)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2015, Stcrt. 2015, 12034 (uitgifte: 30-04-2015, regelingnummer: IENM/BSK-2015/11533)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Onverminderd het bepaalde in § 2, zijn de eisen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van overeenkomstige toepassing op een luchthaven die gebruikt wordt door een onbemand vliegtuig van maximaal 150 kilogram, met dien verstande dat de lengte van de strook, bedoeld in onderdeel a, niet minder is dan 100 meter en de breedte van de strook, bedoeld in onderdeel b, niet minder is dan 10 meter.
2.
Onverminderd het bepaalde in § 2, is de eis, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel a, van overeenkomstige toepassing op een luchthaven die gebruikt wordt door een onbemand luchtschip van maximaal 150 kilogram.
3.
Onverminderd het bepaalde in § 2, zijn de eisen, bedoeld in artikel 24, met uitzondering van onderdeel d, van overeenkomstige toepassing op een luchthaven die gebruikt wordt door een onbemande helikopter van maximaal 150 kilogram.
4.
Een luchthaven die gebruikt wordt door een RPA van maximaal 150 kilogram is zodanig gelegen dat:
- a.
tijdens de start- en landingsfase een vrij uitzicht op de luchthaven mogelijk is;
- b.
in de nabije omgeving van de luchthaven geen obstakels aanwezig zijn die een belemmering vormen voor het veilige gebruik van de luchthaven.
5.
Artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 4, is niet van toepassing op een luchthaven als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid.
6.
Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een terrein voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik dat gebruikt wordt door een van de in deze leden bedoelde luchtvaartuigen.